Nederlandse beeldhouwkunst 1964-1969.
K&C-agenda, 5 november 1969.
Tot 16 november loopt in het Centraal Museum te Utrecht een tentoonsteling die als thema heeft ‘vijf jaar beeldhouwkunst in Nederland’, en circa 250 werken van 150 kunstenaars telt. De organisatoren hebben zich voorgenomen een ‘objectief’ overzicht te brengen. Maar daardoor hebben ze zich onwillekeurig in het slop geholpen. Je hoeft maar even de heel korte inleidingen op de catalogus door te nemen om tot de constatering te komen dat zelfs de meest ingewikkelde hersenkronkels niet meer in staat blijken om die zogenoemde objectiviteit te verantwoorden.
Ik geloof heel hard in objectiviteit, maar niet in een objectiviteit die tegengesteld wordt aan persoonlijkheid, die dan maar meteen als reine subjectiviteit gedoodverfd wordt. Door een soortgelijke onpersoonlijke objectiviteit na te streven en het persoonlijke engagement uit te schakelen, komen de makers van de tentoonstelling onvermijdelijk terecht in de grootste subjectieve willekeur. De enige verantwoorde en effectieve objectiviteit kan de dag van vandaag niets anders meer zijn dan persoonlijk, omdat dit de enige fundamentele waarde is in heel onze mentale en sociale structuur. Zelfs een kunstpolitiek die onbevooroordeeld en officieel wil zijn, ontsnapt niet aan deze wetmatigheid.
De keuze in Utrecht kan dan ook niet anders dan als een persoonlijke keuze beoordeeld worden. En dit valt dan wel erg tegen, want de persoonlijkheid die erin tot uitdrukking komt, is noch mossel, noch vis. De keuze is duidelijk niet ingegeven door interesse voor de zaak, maar door de angst om zich te vergissen in de tegen wil en dank opgedrongen keuze, zodat de hele tentoonstelling een misbaksel is geworden.
Deze fundamentele kritiek belet echter niet dat er op deze tentoonstelling wel iets te beleven valt. De meest onzinnige werkelijkheid is nog altijd een werkelijkheid, waarmee rekening moet worden gehouden en waaruit iets te leren valt. Eerst en vooral het feit dat zulk een tentoonstelling met zo'n sérieux kan gemaakt worden. En verder ook dat ze een vrij juiste weerspiegeling is van de richtingloze situatie waarin de officiële kunstpolitiek, die gebaseerd is op academische principes, overal ter wereld verkeert. De structuren en denkschema's waarmee de kunstpolitiek opereert, komen niet meer overeen met die van de hedendaagse kunst. En tenslotte zal er hier of daar wel iemand zijn die in de chaos zelf een ontdekking doet.
De lijvige catalogus is evenzeer als de tentoonstelling een meesterwerk van technocratie. Het kon een catalogus zijn van een groot warenhuis. Luxueus gepresenteerd, zoals maar weinige catalogi, bevat hij in feite bitter weinig informatie. Of kunstenaar x lid is van Pulchri Studio en kunstenaar y van de