Confrontatie met Max Beckmann.
K&C-agenda, 29 januari 1969.
De overzichtstentoonstelling van Max Beckmann (Leipzig 1884 - New York 1950), tot 23 februari in het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel, vormt een uitdaging: is Beckmann de grote schilder die de Duitsers in hem zien en die ze voor hun cultuurpropaganda willen gebruiken? Of is hij niet meer dan een spiegel waarin zij hun eigen aard het best herkennen? Wanneer wij de reactie van de Fransen op deze tentoonstelling, die tevoren in Parijs is georganiseerd, mogen vertrouwen, moeten we met de journalist van de Figaro concluderen dat alleen Duitsers dit visionair realisme kunnen begrijpen. Hoe zal Brussel reageren, Brussel dat voor Beckmann de schoonste stad was, die hij ooit gezien heeft?
Het is inderdaad zo dat Beckmanns figuur en werk perfect lijken te beantwoorden aan het cliché van de Duitser en dat men dus alnaargelang dit cliché sympathie of afkeer oproept, dit werk zal aanvaarden of afwijzen. Eén ding is zeker: voor men Beckmann kan ontmoeten moet men eerst met dit cliché afrekenen.
Eens zover is een confrontatie met Beckmann nog niet gemakkelijk en allerminst aangenaam. Vlak naast Beckmann heeft men momenteel in het Paleis voor Schone Kunsten de schitterende tentoonstelling van Alechinsky, die de bezoeker onmiddellijk inpalmt, die hem meetroont in een, alles tesamen, heel joyeuze wereld. Beckmann stoot af: hij wil veroverd worden en hij maakt het de veroveraar niet gemakkelijk met zijn solipsisme, zijn mythomanie, zijn apocalyptische wereldangst. Beckmann staat overal te midden van zijn werk, hij verspert er de weg toe, bijna letterlijk. Het duidelijkst is dit wel in zijn zelfportretten en het is niet zonder reden dat de organisatoren van de tentoonstelling in de eerste zaal een aantal zelfportretten uit de verschillende perioden van zijn leven hebben samengebracht. Men kan er de tekst uit Picasso's eerste drama op toepassen: ‘Ikzelf ben niets dan de aan de glaswanden van het vuur vastgevroren ziel. Met mijn eigen beeld sla ik me tegen het hoofd en schreeuw de koopwaar van mijn smart door de voor elk erbarmen gesloten vensters uit’.
In een merkwaardige studie over Beckmanns zelfportretten noteert Jedlicka dat Beckmanns weg door het leven een weg naar zichzelf is geweest; geen