groep, staat een waarachtig protest. Het verzet tegen mode, willekeur, improvisatie onder het kleed van wetenschappelijkheid, oneerlijkheid, commercialisering van de kunst, esoterisme, is rechtmatig. Met volle recht wordt daartegen geprotesteerd en gaarne wordt wat ongenuanceerdheid op de koop toe genomen om dat protest waar te maken. ‘De kunst is dood, leve de creativiteit’.
Als je in die kreet wil blijven geloven, ga dan niet naar de ‘vrije eksposisie’ zien. Je geloof in de creativiteit stort zo in elkaar. Je vindt er niet veel anders dan epigonisme en dan nog een epigonisme dat soms niet ver van het plagiaat afstaat, De situatie die men hier meemaakt, kan men zich bijvoorbeeld in de literatuur niet meer voorstellen.
In naam van de gelijkheid, de gelijke kansen voor iedereen, de controle van de basis uit, en wat weet ik meer, wordt gewoonweg een nivellering naar onder voorgestaan en wordt elke onderkenning van reële waarden afgewezen. Iemand die durft sneller lopen dan een ander, moet uitgeschakeld worden, want hij verbreekt de gelijkheid. Er bestaat immers (voorlopig) maar één door de broeders van de vrijheid erkende kwaliteit: die van de gelijkheid. Men is alleen maar vrij om gelijk te zijn. Eigenlijk zouden de schilders dan ook consequent moeten ophouden met schilderen. Het gelijk-zijn wordt immers nooit door creativiteit bepaald - creativiteit is het doorbreken van de gelijkheid -, maar door het uniform. Het uniform is hier dit van een hopeloos epigonisme, academisme, of hoe je het ook noemen wil.
Ik aanvaard het protest tegen elke schijncultuur van het modernisme, tegen de dictatuur van het geld en de kunstmode, tegen elke vorm van kunst en kennis die niets anders is dan een alibi voor zelf-affirmatie, agressiviteit, of gewoon maar ijdelheid. Ik geloof in de creativiteit van de mens. Maar ik moet bekennen dat dit geloof eens te meer een flinke deuk heeft moeten incasseren door de ‘vrije eksposisie’. Het gaat niet op de ene schijn door de andere te vervangen, de ene steriele organisatie door de andere. Het heeft geen zin de ene naam in de plaats van de andere te stellen als de hele structuur niet wordt veranderd. Concreet gesproken doet de vrije actiegroep Antwerpen niet anders dan de meeste van de metropolitaine galerieën: het risico uit de weg gaan om voor echte waarden te opteren en zich voor een persoonlijk inzicht in te zetten. In een van de strooibiljetten van de vaga wordt Mayakowski geciteerd. Ik zou een Mayakowski in ons midden wensen. Hij zou, geloof ik, tegen de ‘vrije eksposisie’ gefulmineerd hebben.
Op de tentoonstelling wordt ook de maquette voor het Conscienceplein van Antwerpen getoond. Dit plein is dank zij de actie van de vaga autovrij geworden en kan nu door de Antwerpenaren opnieuw in bezit genomen worden. Wie het te warm krijgt in de bibliotheek, kan daar in openlucht, in de schaduw van de boom die er misschien komt, zijn boek verder lezen. Het is een bescheiden, maar belangrijk en reëel feit, reëler dan de hele tentoonstelling.