Wordt Leuvens Begijnhof bedreigd?
De Standaard der Letteren, 19 oktober 1968.
Op een onlangs gehouden persconferentie heeft prof. R.M. Lemaire, in naam van de universiteit, alarm geslagen voor het Groot Begijnhof te Leuven, dat door bouwprojecten in de onmiddellijke omgeving in zijn integriteit wordt bedreigd. Sedert 1963 is de universiteit Leuven eigenares van dit uitzonderlijk historisch complex. Met de aankoop ervan heeft zij een verantwoordelijkheid op zich genomen, die vérstrekkende gevolgen kan hebben. Toen het Groot Begijnhof in haar bezit kwam waren de begijnenhuisjes tot krotwoningen vervallen, was het XVIe-eeuwse hospitaal niet meer te herkennen, verkeerde het grote, XIVe-eeuwse kerkgebouw in een verwaarloosde toestand.
In 1964 reeds werd door prof. Lemaire de restauratie aangevat, met de bedoeling van het Begijnhof een woonbuurt voor de universitaire gemeenschap te maken. Op het ogenblik is het Groot Begijnhof de grootste Europese werf van die aard, een internationaal schoolvoorbeeld. In vier jaar tijd werd enorm veel werk verzet en nu reeds kan men voorzien dat deze historische stadswijk van bijna tien hectaren in 1970 volledig gerestaureerd zal zijn en, wat meer is, bewoonbaar gemaakt door mensen van vandaag.
Dit monument ziet prof. Lemaire bedreigd door het project van twee woontorens, waarvan een van twintig verdiepingen, op minder dan 250 meter van de kern van het Begijnhof. Heeft hij gelijk? Is zijn alarmkreet niet ingegeven door een achterhaald estheticisme, door een verengd kunsthistorisch perspectief? Betekent zijn standpunt niet dat men de dynamische evolutie van een stad wil vastleggen? Stelt men zich in dit geval niet tegen het leven op?
Om op deze vragen een antwoord te vinden zijn er enkele onweerlegbare uitgangspunten nodig. Het belangrijkste is het bestaan van het Groot Begijnhof zelf. Hoe men het ook keert of draait, het valt niet te ontkennen dat het Groot Begijnhof iets is dat in het stadsweefsel van Leuven een heel aparte plaats inneemt, en dat nog afgezien van zijn historische of kunsthistorische betekenis: het vormt een stadswijk met een heel eigen structuur, een eigen schaal, een duidelijke herkenbaarheid, een uitgesproken leefmilieu. Dit eigen karakter van het Begijnhof hangt natuurlijk samen met zijn historische groei en betekenis maar het is er niet eenvoudig toe te herleiden. Zoals een schilderij is het historisch ergens bepaald, maar blijft niettemin ook voor onze dagen zijn beleveniswaarde en geldigheid bewaren. Het is een van de weinige - het enige van zulk een allure - resterende voorbeelden van een oude stadswijk, door een muur omsloten, die ons een juist idee kan geven van wat onze middeleeuwse steden geweest zijn.
Op de kunsthistorische betekenis wil ik hier niet ingaan. Onze filosofie van de monumentenzorg is te wankel om er voorlopig valabele argumenten te