analyse de scheppende inspiratie en het emotioneel elan te stellen; een inwendige stroom te doen ontstaan door een nieuwe exaltatie van het sacrale, geboren uit de levendige bron van de geestelijke, spontane en sensibele krachten’. De schilderijen van Mathieu zijn directe uitingen van een persoonlijkheid die zich in haar eigen affirmatie bewust wordt; die geen verantwoording meer zoekt buiten zichzelf, maar in haar affirmatie haar absolute bestaansreden vindt. Men kan naast een dergelijke bewering een hele reeks literaire en filosofische parallellen leggen, die aantonen hoezeer de schilderkunst van Mathieu uitdrukking is van één van de constanten van de moderne geest. Want als zijn kunst een waarachtige waarde incarneert, dan moeten we er toch onmiddellijk aan toevoegen dat juist de absoluutheid waarmee hij deze affirmeert het gevaar inhoudt andere even authentieke waarden te negeren... al gaat Mathieu in zijn beste werken diep genoeg om aan het gevaar van een oppervlakkige eenzijdigheid te ontsnappen.
Men mag immers niet de fout begaan een dergelijke zelfaffirmatie van de persoonlijkheid als het reinste subjectivisme te doodverven en ze elke diepere en universele waarde te ontzeggen. Luisteren we nog eens naar wat Mathieu zelf in een interview aan Alain Bosquet verklaarde:
Wat is schilderkunst?
De schilderkunst blijft een middel tot expressie, ook in 1960.
Niets meer?
Neen, maar in de volste betekenis.
Dit wil zeggen: de projectie van de gehele persoonlijkheid?
Ja, en de persoonlijkheid veronderstelt wereldvisie.
Waarom schildert ge?
Om een drama dat het mijne is en dat van alle mensen uit te drukken, uit te zeggen, uit te roepen.
Want gij meent dat uw drama ook dit van alle andere mensen is?
Heel zeker. Ik geloof dat er drie manieren zijn om met de wereld in betrekking te staan. De eerste is zeer oppervlakkig, op het vlak van het individu. De tweede maakt zich een collectieve visie van de wereld bewust en vertaalt ze, zoals Mondriaan het gedaan heeft, sprekend van het universele ik. De derde bestaat erin zo egoïstisch als het maar enigszins mogelijk is, maar ook zo diep als het mogelijk is, in zichzelf af te dalen en daar alle mensen te ontmoeten.
Ook op dit laatste punt komt de ervaring vóór het werk van Mathieu overeen met de intenties. Men heeft immers helemaal niet de indruk hier voor een gesloten, ontoegankelijke, vreemde wereld te staan. De wereld van Mathieu is onze wereld. Zijn affirmatie is de onze. Zijn exaltatie is ook de onze. Met een vervoerende vaardigheid zet hij de tekens van onze bestemming als persoon, tekens die bij hem vaak dramatisch, conflictueus zijn. De persoonlijkheid in onze tijd is immers niet meer het affe geheel, volmaakt passend in het schema van een welgeordende samenleving, die haar haar zin en verantwoording