gere delen over de Maaslandse kunst, de moderne Vlaamse schilderkunst, de gemeentelijke kunstschatten, de Brusselse wandtapijten, de middeleeuwse miniaturen. Naar ons gevoel overtreft dit over Rik Wouters al de vorige omdat het het meest persoonlijke is, niet alleen in die zin dat het slechts één figuur behandelt en er dus dieper kan op ingaan, maar ook in de manier waarop het die figuur benadert en voorstelt.
Hoe schitterend ook, aan de meeste van de vorige uitgaven kleefde een zeker academisch en mondain tintje. Men kon nooit helemaal langs het boek heengaan en men kon zich maar moeilijk ontdoen van de indruk dat alle inspanning erop gericht stond een mooi en verbluffend boek samen te stellen, dat zelfheerlijk alle aandacht op zich trok en haast de zaak zelf die het wilde presenteren deed vergeten. Een beetje zoals mensen die een mooi huis willen en vergeten dat een huis iets is om in te wonen.
Het boek over Rik Wouters nu is werkelijk een boek over Rik Wouters; een ontmoeting met deze kunstenaar, schilder en beeldhouwer. Minstens even royaal en briljant als de voorgaande delen heeft het er dit op voor dat het veel directer, oorspronkelijker en persoonlijker is. Dit ligt voor een goed deel aan de onconventionele schriftuur van de auteur Roger Avermaete, die bij een eerste kennismaking wel even slordig en gemakkelijk aandoet, maar per slot van rekening toch overtuigend werkt.
Roger Avermaete vertrekt van de getuigenissen over het leven en de persoon van Rik Wouters, die ons, zoals op een van zijn eigen schilderijen, uit de als het ware toevallig samengeworpen kleurtoetsen, herkenbaar wordt en zeer nabij. Met vlotte pen karakteriseert Avermaete daarna de kunst van Rik Wouters, ‘die werken voortbrengt net als de rozelaar rozen’. Dit alles wordt aangevuld door een belangrijke documentatie: nota's, brieven en vooral de kostbare oeuvre-cataloog.
Zoals bij elk weerzien met Rik Wouters ervaren wij in dit boek opnieuw de ongeschonden, naïeve, ontroerende vitaliteit van dit werk, dat zo sterk contrasteert met het harde en tragische leven van de kunstenaar die het voortbracht. Geen tien jaar heeft hij kunnen werken, hij die er minstens honderd had gewenst om zijn levensdrift uit te schilderen. In ons kerstnummer stelden we Renoir voor als de schilder van het licht; van de vrouwen, kinderen, bloemen en vruchten in het licht. Wij hadden het dan even goed en met haast dezelfde bewoordingen over Wouters kunnen hebben. Zoals Renoir schildert ook Wouters het licht als hét teken van het leven. Zoals Renoir schildert hij de dagdagelijkse dingen rondom hem die hem door hun stille levenskracht beroezen. Zoals bij Renoir is de kunst van Wouters een spontane, probleemloze beleving van de diepere, poëtische dimensie van het leven, die het concrete dagelijkse bestaan doorbreekt en zin geeft, ook al is dit in schijn contradictorisch. Wie kan geloven dat de jichtige Renoir nog bloeiende naakten schilderde? Wie zou het bittere bestaan van Wouters uit zijn kleurrijke doeken afle-