van een leegte. Want deze bewustzijnseenheid, deze nieuwe classiciteit, is zonder inhoud. Zij omsluit een bestaan dat leeg wil zijn van alle zin, een zuiver ongericht bestaan.
Vooral het laatste aspect van het 0-teken ziet men bij nul-kunstenaars beklemtoond, hoewel het de auteur van de catalogus ‘Anti-peinture’ niet ontgaan is dat ‘nul’ ook aanspraak kan maken op ‘classicisme’.
Tot in de zonnige burgerkamer waar ik deze regels schrijf hoor ik het gegrinnik en de verontwaardiging van sommigen die in april de zware houten trap naar de zolder van het Hessenhuis zijn opgeklommen en daar alleen groentekistjes en schuine allusies van een paar grappenmakers hebben ontdekt. Die grappenmakers horen erbij. Zij vormen een noodzakelijk tegengewicht. Maar er was op de zolder van het Hessenhuis nog wat anders dan grappenmakers aan het werk.
Globaal gezien waren het dezelfde kunstenaars die reeds in 1959 in Milaan in groep hadden tentoongesteld en daarna in Leverkusen een ‘monochrome’ tentoonstelling hadden georganiseerd: een duidelijke reactie tegen het tachisme en een bewust beperken van de problematiek tot de studie van het monochrome, de structuur van het vlak, en vooral het licht. Deze enge grenzen riepen vanzelf dada en surrealisme op, die een plaats kregen in de zerogroepen.
Nu is het wel zo dat al deze jongeren nogal geobsedeerd lijken door de vernieuwende waarde van het experiment, waar wij nu, na een kleine eeuw moderne kunst, stilaan overheen zijn gegroeid. Het experiment als experiment is een overwonnen standpunt. Alles wat wij hier beleven is - van het strikte standpunt van het experiment uit gezien - reeds lang niet nieuw meer... en aan andere experimenten als die van Kramer, Tinguely, Nelson, de Saint-Phalle, Takis is men voorbijgegaan. Denken wij maar even aan Malewitch, Pevsner, Gabo, Moholy-Nagy, Bayer, Vasarely, Buffet en zovele anderen. Wij willen helemaal niet beweren dat de jongeren die hier tentoonstellen niets bijbrengen, maar dat zij alleen vernieuwend zijn in zover ze de vondst en het experiment overschrijden en het tot in een inwendigheid brengen, die het kunstwerk in zichzelf laat bestaan.
Wie de boeiende tentoonstelling op de Antwerpse zolder, waar men urenlang alleen onder de prachtige balken kon wandelen, heeft gemist, krijgt nu te Gent in de St.-Pietersabdij een nieuwe kans met Forum '62. Deze tentoonstelling is breder van opzet dan de ‘Anti-peinture’. De zero-kunstenaars worden hier geïntegreerd in een uitgebreid panorama van de hedendaagse schilderkunst, en komen hierdoor in een ander perspectief te staan. Als men met de herinnering van Antwerpen naar Gent gaat, ontkomt men niet aan de indruk van een zekere, irriterende voorzichtigheid, een doorsneementaliteit bij iets wat geen doorsnee verdraagt. In Antwerpen was de beleving vrank en uitgesproken. In Gent heeft men de pil verguld. Maar ook een vergulde pil