onmiddellijk evidente wijze als in een primitieve gemeenschap. Onbewust is zijn verzet eigenlijk gericht op die onduidelijkheid, op een willen overwinnen van gegevenheden, die vastzitten aan een pluralistische maatschappij. Hij leeft in de droom van Platoon die zijn ideale staat door filosofen wou laten regeren. Dat idealisme van de kunstenaars is noodzakelijk en aandoenlijk. Het heeft slechts één gevaarlijke kant: dat de kunstenaars die zich bij dergelijke groepen aansluiten precies in die groepen de band met de werkelijkheid, die ze betrachten, verliezen.
Bij Wyckaert is dat alvast niet het geval. Wanneer men de tentoonstelling van Wyckaert binnenstapt met in zijn hoofd de verwarde herinneringen aan de brochures van de ‘internationale situationniste’, dan voelt men al die theorie met een slag weggespoeld. In het zaaltje was er een vriend van Wyckaert, die wij voor de kunstenaar zelf aanzagen, weliswaar met een zekere argwaan omwille van de mankerende snor. Daarom informeerden wij even of hij het wél was. ‘Ik zou het willen zijn’ was het antwoord en meteen een volmaakt resumé van de indruk die dat werk maakt, een indruk van leven, dat als een muzikale frase op u toekomt en u niet meer loslaat, u dagen na mekaar in haar ritme vangt, zo sterk dat ge er u op betrapt naar dat ritme te leven, te bewegen, onbewust als een balletdanser erop reagerend. Situationnist of geen situationnist, aristocraat of proletariër, revolutionair of liberaal, flits op de toekomst of echo uit het verleden, durend of efemeer, wat kan het maken! Hier wordt ‘het wonder van het totale leven’ geopenbaard, om een woord van J.B. Bakema aan te halen, waar hij precies tegen de al te opzettelijke en utopische integratiedromen van de situationnisten reageerde.
De schilderkunst van Wyckaert is spontaan en overtuigend als het leven zelf. Wij hadden het verleden week over het geluk van de moderne kunstenaars. Het werk van Wyckaert straalt van geluk. ‘Ik zou het willen zijn’. Het is heftig van kleur en beweging, en toch niet wild, maar uiterst verfijnd: beheerste spontaneïteit, instinctieve luciditeit. In de tentoonstelling van Wyckaert ziet men alles hel, rood, groen, blauw, geel, wit (bijna geen zwart!) in hun volle en ongeschonden intensiteit naast en op elkaar gezet. Kleuren groeien tot vormen. Geen vormen die zich in zelfheerlijkheid tegen elkaar of tegen de fond stellen. Zij spelen samen het spel van het grote geheel, als stofdelen in een wervelwind. En dat geheel neemt onweerstaanbaar de vormen aan van een landschap, een kosmisch landschap dat men mag zien als een macroscopische samenvatting of als een microscopische vergroting. Bij de schilders van Cobra stond en staat de mens in het centrum van de mythe. Bij Wyckaert is het de natuur. Geen natuur in prentjes, maar natuur als leven, als groei en beweging, als inwendige, stuwende kracht; een natuur van de mythe, die verder niet te lokaliseren is, maar overal vormen oproept en bepaalt in een exuberante verscheidenheid; een natuur die leven kan in ons abstract, technisch en wetenschappelijk wereldbeeld.