Verzamelde opstellen. Deel 1: Stapstenen 1950-1965
(1985)–Geert Bekaert– Auteursrechtelijk beschermdChagall en Miró.
| |
[pagina 149]
| |
zonder Parijs, een tweede vaderland. Maar beiden ook bleven zij trouw aan hun geboortegrond. Met deze gegevens houdt dan de analogie ongeveer op. Van zodra men verder gaat specificeren stoot men in het werk van Miró en Chagall op een geheel verschillend en zelfs tegengesteld karakter, even verschillend en tegengesteld als de oorsprong zelf van deze kunstenaars. Chagall is een Russische Jood. Miró een Catalaan. Men hoeft slechts de band van beide monografieën te bekijken om de afstand tussen deze meesters te meten. Miró schrijft zijn naam op een misschien grillige, maar in elk geval zeer vaste wijze, met heldere, krachtige tekens. Bij Chagall drijven de onvaste, nauwelijks geformuleerde letters in een stroom van haar en bloemen. Beiden zijn wellicht even persoonlijk, maar hun persoonlijkheid ontwikkelt zich dan toch op een geheel ander niveau van het menselijk bestaan. Met dit niveauverschil hangt ook het verschil in de verbeeldingswereld samen. De verbeeldingswereld van Chagall is niet te vergelijken met die van Miró, al moet men in beide gevallen een echt mythisch en universeel karakter ervan aanvaarden. Noch bij Miró, noch bij Chagall kan men de verbeelding herleiden tot een soort automaat van grappige invallen. Hun beider werk heeft diepere wortels. Maar bij Chagall wordt de mythe verhaald als een sprookje. Zij verliest erbij van haar onontkoombaarheid, worde ontdaan van haar wettisch, en dwingend karakter. Goden, mensen, dieren en planeten leven alle in eenzelfde paradijs van liefde en bekoorlijkheid. Bij Miró is een onderscheid tussen liefde of haat nog niet mogelijk. Hij leeft in een wereld van zuiver existentiële spanningen. Alles in zijn verbeelding wordt door een koel en helder licht zuiver en rechtlijnig omschreven. Van twijfels, aarzelingen, verschuivingen kan er geen sprake zijn. In die objectieve zin moet men dan ook zijn symboliek interpreteren. De sexuele symbolen bijvoorbeeld, die bij Miró apert en vanzelfsprekend zijn, kan men zich in de wereld van Chagall, waar alles versluierd is, zelfs niet voorstellen. Vanuit deze wezenlijk verschillende geestesgerichtheid van deze klassieken in de moderne schilderkunst vloeien dan ook alle overige tegenstellingen in het werk van Miró en Chagall voort: in hun factuur, hun thematiek, hun evolutie. Deze verschillen komen ook tot uiting in de twee DuMont-monografieën die wij hier willen aanbevelen. Franz Meyer had het uiteraard gemakkelijker bij de voorstelling van het werk van zijn schoonvader, Marc Chagall, dat heel wat toegankelijker is dan dat van Miró, waaraan Jacques Dupin zich gewaagd heeft. Beide auteurs hebben overigens eenzelfde historisch schema gevolgd. Voor Chagall ontwikkelt zich dat voor een groot deel in Frankrijk, slechts een paar maal onderbroken, eens voor een langer verblijf in Rusland, eens tijdens de oorlogsjaren in Amerika. Voor Miró is, afgezien van de oorlogsjaren, de pendelbeweging tussen zijn geboorteland van Barcelona en Parijs | |
[pagina 150]
| |
regelmatiger. Beide auteurs gaan met even veel accuratesse te werk. Franz Meyer besteedt natuurlijk meer aandacht aan de thematiek, die hij nauwkeurig, een beetje houterig, analyseert en tracht te verklaren. Jacques Dupin houdt het bij een nauwgezette beschrijving van het werk en weert alle psychologische verklaringen. Hij beklemtoont integendeel de evolutie in het werk van Miró. In het boek over Chagall herleeft men een halve eeuw geschiedenis. Het boek over Miró is haast uitsluitend een ontmoeting met een persoon, of liever, met een oeuvre. Beide auteurs tenslotte hadden heel wat minder bekende of zelfs onbekende documenten ter hunner beschikking. De auteurs beschikten eveneens over rijke mogelijkheden om het werk van hun schilders voor te stellen. Door een internationale samenwerking van de uitgevers kon een rijke illustratie worden voorzien. Bij het uitgebreide oeuvre van Chagall kon aan volledigheid niet gedacht worden, maar het oeuvre van Miró is zo goed als volledig in deze monografie afgebeeld. De twee monografieën verschenen in de reeds klassiek geworden serie grote monografieën, waarvan wij reeds vroeger Picasso, Mondriaan, Klee, Kandinsky, Schmidt-Rottluff, Feininger hebben besproken. De illustratie bestaat vooreerst uit een reeks kleurplaten en grote zwart-wit reprodukties in de tekst, verder uit een aantal tekeningen, tenslotte uit een geïllustreerde oeuvre-cataloog, waarin honderden kleinere afbeeldingen zijn samengebracht. Voor Chagall zijn het er meer dan duizend. Deze cataloog laat een gemakkelijk overzicht van het gehele werk toe. Zoals het hoort, worden deze standaardwerken afgerond door een uitgebreide bibliografie, gerangschikt naar het verschijningsjaar van de uitgaven. Dat Miró een moeilijker geval is dan Chagall, wordt zelfs in het aantal van de publikaties duidelijk. Al met al beschikt de specialist zowel als de amateur nu over twee werken waarin zowel Miró als Chagall elk naar hun eigen karakter op een objectieve wijze zijn getekend. En dit is de beste, misschien de enige weg, niet alleen om de afzonderlijke kunstenaars te leren kennen, maar ook om in te treden in de wereld van de moderne kunst□ |
|