Twaalf preeken
(1845)–Nicolaas Beets– Auteursrechtvrij
[pagina 247]
| |
[pagina 249]
| |
Jacobus V. 16b.een krachtig gebed des rechtvaardigen vermag veel.
Daar is, Geliefden! voor 't hart geen aandoenlijker bewijs van het bestaan, de voorzienigheid, de genade Gods dan het gebed en zijne verhooring. De dwaas zegt in zijn harte: Daar en is geen God (Ps. XIV. 1); of zóó er een God is, het is de God der ijzeren noodzakelijkheid, volgends wiens wet alle dingen als een uurwerk afloopen; of zóó er een God is, die moet veel te hoog zijn gezeten, om op ons in onze nedere laagte neêr te zien. Maar wie slechts éénmaal in zijne levensdagen tot een wezendlijk gebed is op de kniën gezonken, en kennelijk verhoord, die vermag den dwaas te logenstraffen. Hy heeft de wezendlijkheid der betrekking van hemel en aarde, de tederheid der ontferming van den Hoogen en Heiligen over den nietigen en gevallenen ge- | |
[pagina 250]
| |
voeld, ondervonden. Hy heeft in den geest aanschouwd wat jacob te BethEl zag in zijnen droom: een leder gesteld op der aarde, welker opperste aan den hemel raakte, en ziet de Engelen Gods klommen daarby op en neder, en ziet de Heere stond op dezelve (Gen. XXVIII). Wederspreek zijnen Bijbel en verklaar voor leugenaars of ijlhoofdigen de heilige mannen die daarin uitroepen tot een wezen dat niet bestaat: Gy hoort het gebed! tot u zal alle vleesch komen (Ps. LXV); die daarin der bygeloovige menigte verkondigen: De Heere is naby allen die hem aanroepen, allen die hem aanroepen in der waarheid (Ps. CXLIII); dring hem op uwe belachelijke leer van eene eeuwigheid der stof, die de rede van haar bestaan, van al hare vormen, afwisselingen, eeuwige ontwikkeling, in zich zelve heeft; verbaas hem met een oneindig verschiet van zonnestelsel op zonnestelsel, opdat gy het Goddelijk wezen, zoo het bestaat, zoo ver mogelijk van hem verwijdert, en als buiten het bereik stelt der stoutste inspanningen zijner verbeelding; betwist hem den God der Openbaring, den God der Natuur, - den God van zijn hart kunt gy hem nimmermeer betwisten; want gy kunt niet wegnemen uit zijne geschiedenis, niet rukken uit zijn gemoed die ontegenzeggelijke ervaring: ik heb gebeden, en ik ben verhoord; ervaring, die in spijt van de geheele slagorde uwer prachtige drogredenen, met den eenvoud, aan alle ervaringsgetuigenissen eigen, deze overtuiging uitspreekt: daar is een god; een god voor my. | |
[pagina 251]
| |
Geliefden! kent gy het gebed? Kent gy het in al zijn noodzakelijkheid, zoetheid, heiligheid, sterkte, ja alvermogen? Kent gy den zegen der gebedsverhooring, en den zegen des gebeds ook waar de verhooring uitblijft? Dan kent gy God. Hy wordt in zijn wijsheid, macht en genade gekend, waar men met hem spreekt in den gebede; waar na het gebed de oogen op hem zijn, gelijk de oogen der knechten op de hand hunner Heeren, gelijk de oogen der dienstmaagd op de hand harer vrouwe (Ps. CXXIII). Hebt gy den Geest des gebeds, zoo hebt gy den Geest des geloofs, des ootmoeds, der liefde, den Geest der aanneminge tot kinderen, die in u roept, en u doet roepen (Rom. VIII). Hebt gy den Geest des gebeds, zoo hebt gy ook eene geheele geschiedenis van gebedsverhooring. Hebt gy den Geest des gebeds, zoo zal 't u ten allen tijde liefelijk zijn van de kracht des gebeds te hooren, en uwe aandacht zal my met een biddend harte ondersteunen, daar ik den gekozen text voor u ontwikkelen ga.
Veel vermag een krachtig gebed eens rechtvaardigenGa naar voetnoot(1), veel voor ons zelven en voor anderen. Het ontbreekt den Bijbel, die deze uitspraak doet, niet aan voorbeelden en bewijzen. Wy zien Jehovah | |
[pagina 252]
| |
gereed de goddelooze vlakte des Jordaans te sparen, op de voorbidding van abraham zijnen vriend, indien hy aldaar tien rechtvaardigen vindt; en als loth langs diezelfde vlakte, sidderend voortgedreven, met het veege Sodom achter hem, en het kleine Zoar voor hem, de behoudenis der kleine plaatse om zijns levens wil afsmeekt, zoo neemt de Heere zijn aangezicht op, ook in deze zaak. isaac bad den Heere zeer, in de tegenwoordigheid van zijne huisvrouwe, want zy was onvruchtbaar, en de Heere liet zich van hem verbidden, zoodat rebecca zijne huisvrouwe zwanger werd. jacob beeft voor den gerechten toorn zijns broeders esau; hy bidt; en die esau valt hem om den hals en kust hem. Zwaar is Israëls schuld als het zich voor 't gouden kalf gebogen heeft, en offeranden gedaan, en gezegd: dit zijn uwe Goden Israël, die u uit Egypteland opgevoerd hebben. Doch mozes aanbad het aangezichte des Heeren zijnes Gods, en dien die tot hem gezegd had: laat my toe dat mijn toorn tegen hen ontsteke, en hen verteere, berouwde het over het kwaad dat hy gesproken hadde zijnen volke te zullen doen. samuel is een vrucht des gebeds, en gy kent de vrucht zijner gebeden voor een wederhoorig volk. hiskia breidt de brieven van Sanherib voor het aangezicht des Heeren uit, en smeekt Hem die tusschen de Cherubim woont. Een enkele nacht! en Jeruzalem heeft geen vijand meer. Hy zelf ligt krank tot stervens toe, doch hy keert zijn aangezicht om na den wand, en | |
[pagina 253]
| |
bidt gantsch zeer weenende; en de achteruitgaande schaduw op zijn zonnewijzer moet hem tot teeken zijn, dat hy ten derden dage in des Heeren huis zal opgaan. Ja! de natuur moet hare ordeningen schorten en hare kracht inhouden, opdat het gebed des geloofs verhoord worde! Zoo sprak josua tot den Heere ten dage als de Heere de Amoriten voor het aangezichte der kinderen Israëls overgaf, en zeide voor de oogen der Israeliten: Zonne sta stil te Gibeon, en gy mane in het dal Ajalons! En de zonne stond stille, en de mane bleef staan, tot dat zich het volk aan zijne vijanden gewroken hadde. elia bad een gebed dat het niet en zoude regenen; en het regende niet op de aarde in drie jaren en zes maanden; en hy bad wederom, en de hemel gaf regen, en de aarde bracht hare vrucht voort. Het is met name de laatste byzonderheid uit de lange en leerzame geschiedenis van het gebed en zijne verhooring welke door den heiligen Apostel wordt aangehaald ter bevestiging van zijne uitspraak: Een krachtig gebed eens rechtvaardigen vermag veel; uitspraak nedergeschreven ter opwekking tot bidden, met name ook tot het bidden voor malkanderen. Zeldzaam zekerlijk zal zich het kind Gods tot zóó stout eene bede genoopt en geheiligd voelen als deze bede van elia; en onder de bedeeling waarin wy leven, waarin de reeks der goddelijke wonderen zich met het groot en voortgaand wonder, de uitstorting van Gods Geest op alle vleesch, vervolledigt, zullen geene mirakelen, als die, tot de verhoo- | |
[pagina 254]
| |
ring onzes gebeds medewerken, gelijk zij ook niet in den geloove kunnen worden gevraagd; maar nog menigmaal zullen de ongedachtste uitkomsten het krachtig gebed bekroonen, en zal Gods majesteit en genade zich in de verhooring onzes gebeds, voor ons hart even blinkend verheerlijken als voor de oogen van geheel Israël in de dagen van den profeet. Zekerlijk er kan meer van God gevraagd, en meer van God gewacht worden, dan wy op den lagen trap, waarop doorgaands ons geloof staat, ons durven voorstellen. Nog kan het gebed des geloofs, naar het woord der belofte in het opgeslagen hoofdstuk (is God een mensch dat hy zoude liegen?), den zieke behouden; nog zijne bekeering tot God, en zijne zaligheid by God verwerven. Nog heeft hy allerlei redding, uitkomst, zegen, voor ons en anderen, in den eeuwigen raad zijns willen en zijner besluiten, vastgemaakt aan onze smeekingen en voorbiddingen. De geschiedenis zijner heiligen die ontslapen zijn, de ondervinding aller vromen die nog leven roept het uit: Hy en heeft tot den zade Jacobs, diens worstelaars in den gebede, niet gezeid: Zoek my te vergeefs (Jes. XLV. 19).
Hy en heeft tot den zade Jacobs niet gezeid: Zoek my te vergeefs. Ook daar waar hy over de zijnen wat beters voorzien heeft dan hun de bede te geven, die zy van hem gebeden hebben; waar hy boven bidden en denken doet, door geene verhooring te schenken, hy die weet wat behoefd wordt | |
[pagina 255]
| |
en wat schaadt; ook daar is het nooit te vergeefs dat de ziele zich voor God uitgiet, en hem zoekt in de liefelijke gemeenschap des gebeds! Zeg ik de liefelijke gemeenschap des gebeds, zoo heb ik den eigenlijken, innigen zegen des gebeds genoemd; den dierbaarsten zegen die het tot het hoogste genot van het leven des geloofs verheft. De Heere is naby allen die hem aanroepen, allen die hem aanroepen in der waarheid (Ps. CXLV. 18). Ziedaar eene belofte, welker vervulling reeds genoegzaam zijn zou om de uitspraak te bevestigen: Een krachtig gebed eens rechtvaardigen vermag veel. Of is het niet veel, de nabyheid Gods te voelen aan zijn harte, in het gebed? aan anderen te doen gevoelen door voorbidding? Zie ze aan die gy van hunne kniën opstaande in hunne binnenkamers overvalt; zie ze aan die te samen, die voor elkander gebeden hebben; welk een vrede, welk een kalmte, welk een blijdschap, welk een moed, welk een vertroosting, welk een hope ligt op hun aangezicht uitgespreid! Is het niet als stond op hun helder voorhoofd geschreven: De Heere is naby. Weest in geen ding bezorgd; maar laat uwe begeerten in alles door bidden en smeeken, met dankzegging bekend worden by God; en de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uwe harten en zinnen bewaren in Christus Jezus (Filip. IV). Neen, Geliefden! het gebed is geen ijdele uitademing der ziele, die vruchteloos is zoo zy niet in daauw en regen wederkeert; maar het is hare ademha- | |
[pagina 256]
| |
ling; ademhaling die haar harteleven en al hare zintuigen verfrischt, regelt, en versterkt. Hy die in zijn nederbuigen voor God, het nederbuigen Gods tot hem gevoeld heeft, en in de vrijmoedigheid, waarmede stof en assche zich onderwond tot hem te spreken, den koninklijken vrijdom des geloofs genoten, die hem tot God zeggen doet: Gy hebt my versterkt met kracht in mijne ziele, ook al is het hem niet vergund er by te voegen: Ten dage als ik riep hebt gy my verhoord (Ps. CXXXVIII); die in de liefelijke voorbidding van een rechtvaardige de ontfermende liefde Gods over hem, waaraan hy misschien vertwijfelde, geproefd heeft, of tot jaloersheid verwekt is van zijn geloove; die heeft zegen genoeg weggedragen van die smeekinge, al is het dat het Gode niet behaagt naar den inhoud der woorden te doen; die gevoelt overvloedelijk aan zijn harte de waarheid van hetgeen God door zijnen Apostel getuigt: Een krachtig gebed eens rechtvaardigen vermag veel. O Mijne geloovige Vrienden! Laat ons bidden en niet vertragen. Laat ons sterk aanhouden in het gebed, en in hetzelve waken met dankbaarheid! dankbaarheid, allereerst dat wy bidden mogen. Laat ons met eenvoud en vrijmoedigheid alle onze geestelijke en tijdelijke behoeften voor God openleggen; laat ons ten dage der benaauwdheid tot God uitroepen; laat ons door zijne genade alles van het krachtig gebed des geloofs verwachten. Laat ons niet moedeloos worden, al wordt onze bede niet | |
[pagina 257]
| |
terstond verhoord. Wachten wy; gelooven wy. Ook elia moest zevenmaal zijn jongen uitzenden, eer deze wederkwam met de tijding: Ziet, een kleine wolke als eens mans hand gaat op van de zee. En onthoudt de Heer u de verhooring des gebeds, acht ook dat voor grooten zegen. Geliefden! Laat ons met liefde en ernst en nadruk gedurig voor malkander bidden. Wy die dikwijls zoo weinig voor elkanderen doen kunnen, laat ons elkander deze weldaad niet onthouden, die zoo veel vermag. De Hoorder des gebeds heeft het ons door een Voorganger in den gebede laten verzekeren: Een krachtig gebed eens rechtvaardigen vermag veel.
Veel vermag een krachtig gebed eens rechtvaardigen. De Bijbel getuigt het; de ondervinding aller geloovigen beaamt het; ons harte ervare het als het hunne! Maar hoedanig en wat is een krachtig gebed? - Hoedanig? Het heeft geene vaste gedaante. De eene vorm of wijze van bidden is Gode niet aangenamer dan de andere. Er is geen houding waarin gebeden wordt, geen keuze van woorden, geen klank van stem, geen lengte of beknoptheid, die by God meer vermag dan eene andere. Het luid gebed van isaac in de tegenwoordigheid zijner huisvrouw is zoo krachtig als, het spreken uit de veelheid harer gedachten en hares verdriets, van hanna, daar zy in haar harte sprak, alleenlijk roerden zich hare lippen, maar hare stemme werd niet | |
[pagina 258]
| |
gehoord. De korte uitroep van mozes voor mirjam: O God, heel ze toch, is zoo krachtig als zijn welsprekend pleiten voor Israël op Sinaï. Het schreiend gebed van hiskia op zijn legerstede met het aangezicht naar den wand, zoo krachtig als dat plechtige in den tempel, met de brieven uitgebreid voor het aangezicht des Heeren. Als elia tot achab zegt: De Heere, de God Israëls leeft, voor wiens aangezicht ik sta; indien deze jaren daauw of regen zijn zal, ten zij dan naar mijn woord! Als elia zich op den berg Carmel voorwaarts ter aarde uitbreidt, en daarna zijn aangezicht tusschen zijne kniën legt; beide keeren bidt hy een gebed, beide keeren is dat gebed krachtig. Beide keeren bidt hy een gebed. En beide keeren is dat gebed krachtig; ja krachtig omdat hy het bidt. Let op de uitdrukking, Geliefden! hy bad een gebed, eigenlijk hy bad biddendeGa naar voetnoot(1), hy bad in den gebede. Men kan bidden dat men geen gebed bidt; men kan een gebed zoo bidden, dat het geen bidden is. Men kan bidden dat men geen gebed bidt; maar eene aanspraak houdt, een verslag doet, een geloofs- | |
[pagina 259]
| |
belijdenis aflegt voor menschen, een ijdel verhaal van woorden gebruikt, en schroomelijk zondigt tegen dat derde gebod: den naam des Heeren uwes Gods zult gy niet ijdelijk gebruiken. Men kan een gebed zoodanig bidden dat het geen bidden is, maar spreken, preken, pralen, indien niet een gedachteloos of met verstrooiing van gedachten opzeggen, opzingen, afraffelen. Hoe vele malen is op deze wijze het gebed des Heeren, het allervolmaakste! alles behalve dan gebeden; hoe vele malen is niet op deze wijze een gebed besloten, dat biddende begonnen was. En wat zou zulk bidden zonder gebed, wat zouden zulke gebeden zonder bidden vermogen? Niets, Geliefden! volstrekt niets dan onze schuld en zonde vermeerderen. O hoe hebben wy ons te verootmoedigen, hoe te bidden: Vergeef ons onze schulden, ook voor vele, ook voor de meesten onzer gebeden. Neen, geen gebed is krachtig, dan dat wezendlijk is; dan dat een aanroepen van God is in der waarheid. Een echte kreet der ziele tot hem, opgegaan zoo als zy ontstaan is; een vonk, een sprank des harten; niet door eenige bewerking des verstands of der overlegging verkoeld en - gebluscht! Wat krachtig zijn zal, en kracht zal doen, moet leven; slechts het levend gebed is krachtigGa naar voetnoot(1). En wat is het levensbeginsel der gebeden? Het geloof. Het gebed is niet anders dan geloof; en waar | |
[pagina 260]
| |
het geloof ophoudt is het geen gebed meer. Waar niet geloofd wordt, kan niet worden gebeden. Naar mate het geloof krachtiger is, is het gebed krachtiger. De toestand waarin elia later verkeert, als hy buiten den weg zijner roeping by Horeb gevonden wordt, en tot Jehovah klaagt: Ik hebbe zeer geijverd voor den Heere, den God der heirscharen; want de kinderen Israëls hebben uw verbond verlaten, en uwe altaren afgebroken, en uwe profeten met den zwaarde gedood; en ik alleen ben overgebleven, en zy zoeken mijne ziele, om die weg te nemen; is geen toestand waarin hy van den Heere een wonder aan hemel en aarde zou verbeden hebben. Maar die geloofskracht, waarmede hy op het woord des Heeren onbevreesd opdaagt voor het aangezicht des geweldigen achabs; die geloofskracht, waarmede hy op Carmel eens, ten tweede, ja ten derde male zijne brandoffer met water doet begieten, wel overtuigd dat den Heere geen vuur ontbreekt om dat water op te lekken en dat offer te verteeren; diezelfde geloofskracht maakt zijne gebeden veelvermogend; hy bad, en het en regende niet op de aarde in drie jaren en zeven maanden; en hy bad wederom, en de hemel gaf regen, en de aarde bracht hare vrucht voort. Het geloof, Geliefden! het geloof alleen brengt de ziel in dien toestand, waarin zy den onzienlijken als met oogen des geestes ziet (Hebr. XI. 27), zijn nabyheid, zijn nederbuigen, zijn verhooren gevoelt; het | |
[pagina 261]
| |
geloof spant de gedachte, heiligt de begeerte, brengt de genadegaven en krachten der ziele in werking. Het geloof doet het harte knielen, ook waar in de haastigheid der gebeden de knie niet gebogen wordt. Het geloof doet de liefde ontbranden voor God en den naaste, dien men aan hem opdraagt. Het geloof geeft woorden waar woorden noodig zijn! Zoo wij dan krachtige gebeden wenschen op te zenden, laat ons bidden in het geloof versterkt te mogen worden; zoo wy eene voorbidding begeeren, laat ze ons vragen niet van den welsprekendsten, niet van den aandoenlijksten, maar van den geloovigsten bidder. Zijne woorden zullen ons vertroosten en versterken, al zijn ze weinig, al zijn ze slecht. Van zijn gebed hebben wy de belofte dat het veel vermag, dat het behoudt (vs. 15). Laat ons zelve niets vragen, dat wy onmogelijk in het geloof kunnen vragen; en wat wy in het geloof gevraagd hebben, verontrusten wy ons niet, hoe wy het hebben gevraagd. Wachten wy ons, het Godebehagelijke van een gebed af te meten naar hetgeen ons behaagt; of ons zelve te behagen in ook daar nog te blijven bidden, waar de kracht en het leven des geloofs ons hart ontvalt; ons gebed lang of sierlijk of aandoenlijk te maken ten koste van deze zijn eenige kracht. Wapenen wy ons, en vragen wy van God om gewapend te wezen tegen het jammerlijk zelfbedrog, dat opwekking, opwinding, verrukking, of versmelting, dat tranen of zuchten, de kracht en de wezendlijkheid des ge- | |
[pagina 262]
| |
beds uitmaken of bewijzen; klagen wy niet over dorheid in de ziel indien dat alles uitblijft, en wy niets meer dan een enkele kreet des, zij het des kleinen en des bekommerden, maar toch des geloofs tot God mogen opheffen, en zij het onze gedurige smeekinge: Heere, leer ons bidden, doe ons bidden, zij ons bidden gebed!
Wie zijn zy aan wie God bidden leert, bidden doet, wier bidden gebed, krachtig, veelvermogend gebed is? Zijne profeten slechts? Zijne apostelen slechts? Neen, maar alle zijne rechtvaardigen. En wie zijn zijne rechtvaardigen? onzondige heiligen, uitzonderingen op de menschelijke verdorvenheid en onmacht? Zy bestaan niet. Daar is niemand rechtvaardig, ook niet een (Rom. III. 10). Zijne rechtvaardigen zijn dezulken die hunne ongerechtigheid kennen, en niet roemen in eene rechtvaardigheid die uit de werken is, maar in eene rechtvaardigheid die uit het geloof is; wie het geloof wordt toegerekend tot rechtvaardigheid, door de genade Gods, die de zonde vergeeft om zijns Naams wille; in wie deze zijne genade de dankbare lust ontstoken heeft om in alle gerechtigheid en heiligheid en getrouwheid en liefde te wandelen, en naar geene ongerechtigheid met het harte te zien (Ps. LXVI. 18); en voorts, zoo als de Apostel (vs. 17) van den rechtvaardigen elia getuigt, menschen van gelijke bewegingen als wy. Als wy; na een leven in de dienst zijns Heeren doorgebracht, | |
[pagina 263]
| |
zondert de Apostel ook zich zelven niet uit; menschen als wy, wier krachtig gebed genade, en wier blinkende gebedsverhooring desgelijks genade was; genade niet op eenige voortreffelijkheid of van deugd, of van roeping, maar op het geloof des zondaars verkregen.
Veel vermag een krachtig gebed eens rechtvaardigen; wie hy dan zij; ware hy ook de minste in aanzien, in gaven, in woorden van alle Gods kinderen. Zoo daar ergens een kleine is die gelooft; wiens ziele is vrijgekocht door het bloed van christus; en voorts voorbygezien, gesmaad, veracht, en, als zijn Heer, (Jes. LIII) de onwaardigste onder de menschen gerekend; by vermag, als uw lichaam of uwe ziele in nood verkeert, door Gods genade, meer voor u, alleen door zijn gebed, dan uwe rijkste, uwe kundigste, uwe machtigste vrienden, door alle de schatten, alle de wetenschap, alle de heerlijkheid der aarde. Dat getuigenis hebben de onrechtvaardigen, de dienaren der zonde, der wareld, der ijdelheid, meermalen aan het volk Gods gegeven, als zy ten dage der benaauwdheid en der zielsangsten zich niet keerden tot de vele vrienden die hun onbekeerd leven zich vergaderd had; niet tot de medegenooten hunner zonden, zelfs niet tot menschen van twijfelachtige Godsvrucht, ofschoon van een eerbaar en tuchtig leven; maar wel tot hen, die zy in de dagen hunner hoogheid en verhardinge geen aanzien hadden waar- | |
[pagina 264]
| |
dig gekeurd, die zy hadden gesmaad, bespot, vervolgd, verdrukt, uitgekreten als huichelaars of dweepers, hun afschrapsel tot nu toe; by deze zoekende de samuels en de jeremia's, tot welke zy zeiden: Bidt gy voor ons tot den Heere, uwen God! En zy baden; zy baden die geleerd hadden, te bidden voor degenen die hun geweld aandoen en hun vervolgen (Matth. V); zy baden voor hen een krachtig gebed, die misschien wel dikwijls reeds een stil gebed met vele tranen voor hen hadden opgezonden; en het gebed des geloofs behield den zieke, en de Heere richtte hem op; het gebed des geloofs verwierf de bekeering des onrechtvaardigen, en de Heere vergaf zijne zonde; het gebed des geloofs, met een verslagen, een beschaamd harte aangehoord, was zelve het middel om uit gejaagdheid kalmte, uit vertwijfeling moed te doen geboren worden; en hem die lang de verzenen tegen de prikkels geslagen had, te doen bukken onder het zachte juk van Dien, wien te wederstreven de dood, wien te volgen het leven is en de vrede. O Mijne vrienden! laat ons toch in het kiezen van onze vrienden, onze betrekkingen, onze heeren en meesters, niet zien op wareldsch aanzien, geld en goed, roem en gaven, maar laat ons het verkeer, de bescherming, de vriendschap der rechtvaardigen zoeken. Goud of zilver hebben zy dikwijls niet, maar zoo zy ons geven wat zy hebben, hunne gebeden, zy maken ons rijk genoeg. Hebben wy den | |
[pagina 265]
| |
besten Vriend, den grooten Beschermer, den eenigen Meester nog niet gevonden, die hun groote Voorspraak is voor den throon des Almachtigen, die altijd leeft om voor hen te bidden; zy zullen ons als op de armen hunner gebeden tot hem dragen, en even als die geloovige vrienden van den kreupele, die het dak openden om hem, die onmachtig was om te gaan, voor de voeten van christus neder te laten, zullen zy geene moeite ontzien om ons in onze ellende aan hem voor te stellen, zullen zy niet vreezen hem lastig te vallen voor ons. O, Zoo de Heer hen verhoort, wy zullen ontfangen waarmede wy hunne liefde beloonen kunnen; want ook zelve tot genade komende, en vrijmoedigheid verkrijgende voor God den Vader, om tot hem te naderen in den naam des Zoons, die gezegd heeft: Zoo wat gy den Vader bidden zult in mijnen name, dat zal hy u geven, zullen wy ook voor hen kunnen bidden, die onze voorgangers, die onze leidslieden lot christus geweest zijn; en ook ons gebed zal veel vermogen, in die bedeeling der genade waarin ook de ter elfder ure geroepene den vollen loon ontfangen, en vele laatsten de eersten zullen zijn; in die bedeeling des Geestes waarin ook de Geest onze zwakheden te hulp komt; want wy weten niet wat wy bidden zullen gelijk het behoort, maar de Geest zelve bidt voor ons met onuitsprekelijke zuchtingen; en die de herten doorzoekt weet welke de meeninge des Geestes zij, dewijl hy | |
[pagina 266]
| |
na God voor de heiligen bidt (Rom. VIII).
Nog een woord, Geliefden! Het gebed des rechtvaardigen vermag veel. Het gebed des onrechtvaardigen vermag niets. De oogen des Heeren, zegt de Schrift, zijn op de rechtvaardigen, en zijne ooren tot hun geroep. Het aangezicht des Heeren is tegen degenen die kwaad doen, om hunne gedachtenisse van de aarde uit te roeien (Ps. XXXIV. 16. 17). Hoort gy het, Goddeloozen! Hoort gy het, die u rechtvaardigt by u zelven, maar, aan christus vreemd, de ongerechtigheid zelve zijt! gy kunt niets voor u zelve, niets voor elkander bidden. Hier is uw bidden ijdele schijn en zelfbedrog, en woorden die in de lucht vervliegen; ter plaatse daar gy henengaat is geen gebed. Ik bedrieg my, daar is een gebed, daar is een gekerm, uit het midden der pijne; niet tot God, tot wien de verwezen ziel het nimmermeer waagt op te zien, maar tot de in deze wareld gesmade, maar by God verheerlijkte vromen, wier voorbidding op aarde niet begeerd, wier voorbeeld op aarde bespot is, en van wie nu eene groote en onoverkomelijke klove scheidt: Vader Abraham, ontferm u mijner, en zend Lazarus, dat hy het uiterste zijns vingers in het water doope, en ver koele mijne tonge: want ik lijde smerte in deze vlamme! Gy kent het and woord. O God beware ons, dat ons ooit zulk eene smeekinge in de gefolterde ziele opwelle, ten tijde | |
[pagina 267]
| |
dat geene voorbidding of meer baten zoude of meer gedaan wordt. Heden, daar wy met hen op den weg zijn, laat ons gezellen zijn van allen die God vreezen, die zijne bevelen onderhouden (Ps. CXIX. 63); heden, nu de groote en eenige Middelaar ook voor ons te vinden is, laat ons hem met ons gebed zoeken! Wat zeg ik? hem zoeken! Hy zoekt òns: Ziet, ik sta aan de deure, en ik kloppe; indien iemand mijne stemme zal hooren en de deure opendoen, ik zal tot hem inkomen, en ik zal met hem avondmaal houden, en hy met my (Op. III. 20). Amen. | |
[pagina 268]
| |
Psalm V. 2.
Sla ieder zucht, mijn hart ontgleden,
Opmerkzaam gaê; schenk my 't genot
Uws heils, mijn Koning en mijn God!
Ik zal tot u, met mijn gebeden,
Eerbiedig treden.
|
|