Leiden, woensdag 3 juni 1835
Leiden 3 Juni 1835.Ga naar voetnoot652 Woensdag.
In den vroegen morgen afscheid van mijn Kaapschen vriend Dr. Biccard met heel
zijn gezin.Ga naar voetnoot653 Zaterdag
zeilt hij met het Engelsch schip Colombo Kapit. Mac. Kennel, van London naar
Kaapstad.Ga naar voetnoot654
[Zie
Camera Obscura
Verre Vrienden]
|
-
voetnoot653
- Breestraat 25. Voor een beschrijving van
het afscheid zie bijlage nr. 17. Later verwerkt in
‘Verre Vrienden’ in de Camera Obscura.
-
voetnoot654
- Beets had al eerder afscheid genomen van
de familie Biccard, die in september 1834 naar Parijs was vertrokken. Op 21
september 1834 schreef hij in het Album amicorum van
Augusta Wilhelmina Magdalena Biccard-Thalman het gedicht ‘Aan Mevrouw
Biccard’:
O, Vraag niet of mij de eer verheugt,
Indien Gij hier mijn schrift begeert, -
Maar daar is droefheid in die vreugd,
Ze is wreed voor dien zij streelt en eert. (etc.)
(UBL Ltk Beets vrl. nr. 100). Diezelfde dag had François Biccard aan
Beets een door hemzelf vervaardigde aquarel van een musketier geschonken,
met als opdracht: ‘Amicissimo N. Beets, in memoriam sui dedit Dr. F.L.C.
Biccard. Lugdun. Batav. d. 21. Septembr. 1834.’ (Aan mijn vriend N.
Beets, hem als herinnering geschonken door Dr. F.L.C. Biccard, Leiden 21
september 1834). (UBL Ltk Beets Correspondentie). Beets antwoordde op 22
september met een afscheidsgedicht:
Farewell! - a word that must be and hath been. - Byron.
Het lot treedt tusschen u en mij; - wij moeten scheiden,
Hoe gaarne wij 't anders wenschen zouden. 't Vreedzaam
Leyden,
(Atheen van Holland en geleerdheidskweekschool) moet
Nu daar 't U kroonde met drie-dubblen doctorhoed,
Door U zich weldra zien verlaten; - uit onze oogen,
Verliezen we U voor lang, en zoo we U weerzien mogen,
't Zal kort zijn, en voor 't laatst, en slechts ten afscheidsgroet.
Dan zal een woeste zee zich tusschen ons verheffen,
En 's aardrijks gansche breedte ons scheiden... voor altoos!
Zoo'n scheiding komt het naast aan die 't bevel des
doods!
Van vrienden vergen kan, voor harten die 't beseffen,
Is in dat afscheid meer dan door 't verscheurd gemoed,
Zich in 't bedrukt Vaarwel te samenvatten doet;
Maar poge 't ook zijn zucht door meerdere te openbaren,
't Is vruchteloos, - daar 't niets voldoender, - en hoe fel
Gevoel gekweld wordt - ach, geen woorden die 't
verklaren,
Daar is er geen dan 't kort - koud - smartelijk - wreed Vaarwel!
Vaarwel! U roep ik toe - God weet dat ik 't meene,
En hoeveel meerder dan ik uitdruk in dat woord.
Want al mijn wenschen vloeien samen in dat eene, -
Gedenk soms mijner, schoon gij van mij ziet noch hoort.
U lot zij helder als de hemel, die het oord,
Het heerlijk oord van uw geboorte toelacht. - Vrinden,
Zult gij op iedren hoek der wentlende aarde vinden,
Behoeft ge er in Euroop - beschik! - gij hebt mijn woord.
(Afgedrukt in een boekje zonder titel over de familie van Oosterzee,
blijkens het voorwoord geschreven door N. van Oosterzee, 's-Gravenhage 1961,
pp. 64-65).
|