Madelieven
(1869)–Nicolaas Beets– Auteursrechtvrij
[pagina 206]
| |
2.Mal wicht! Gij baart uw eigen pijn!
Iets kunt gij wezen; maar alles onmooglijk.
Waarom verbaast het u dan toch zoo hooglijk,
Te zien dat andren ook iets zijn.
| |
3.Wilt ge dat we u metterdaad
In den huismuur bouwen?
Steenklomp! acht het niet zoo kwaad
Dat we u wat behouwen.
| |
[pagina 207]
| |
4.Zult gij de wereld gadeslaan,
Doorzien hetgeen zij stelt te prijken,
Geef dan de schrale vreugd er aan
Altijd u zelv' te laten kijken.
| |
5.Bij poëzy is toovnarij in 't spel;
Of echter de poëten
Betooverden of toovnaars moeten heeten,
Dat weet ik niet te wel.
| |
6.Van wat ik zag, van wat ik hoorde,
Voelde ik maar zelden kracht en zin,
Zoolang de indruk de bezinning stoorde.
Eerst bij 't herdenken zag ik alles in.
| |
7.Gij hadt geen genoegen, en Ik had geen pret,
Wij trouwden elkander, nu hebben wij het;
Hoe is dat geluk dan verkregen,
Indien niet van boven, als zegen?
|
|