Korenbloemen(1853)–Nicolaas Beets– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 159] [p. 159] Aan mijne moeder. Ach Moeder, welk een dag van diep en droef ontroeren, Als eensklaps, onverwacht, met donderend gedruisch, De koets bestemd u uit ons midden weg te voeren, Aanrolde, naderkwam, en stilstond voor ons huis. 't Portier gaat open, en de treê wordt neergelaten. Hoe klinkt die bel, en breekt de harten van uw kroost! Uw gade staat en weent, maar zucht noch tranen baten: Gy kleedt u tot den tocht, en spreekt een woord van troost. Reisvaardig, neemt gy, met het oog op God geslagen, Een moedig afscheid van 't verslagen huisgezin, En treedt in 't voorvertrek; ziet voerman, paarden, wagen.... Maar wacht tot hooger wenk u zeggen zal: Stijg in! [pagina 160] [p. 160] Die wenk blijft achter. Uur aan uur vervult zijn ronde Met pijnlijk wachten, hoop en vreeze, moed en angst. Uw afreis blijft bepaald, maar onbepaald haar stonde, Ons voorwerp steeds van schrik, U dikwijls van verlangst. Op eens, wat ommekeer! Het rijtuig, weggereden, Haalt vrienden, zusters af, bestemd u voor te gaan. Uw diepbedroefde kring omhelst u wel te vreden; Gy glimlacht, maar met ernst; en - houdt het reiskleed aan. 2 July 1853. Vorige Volgende