Korenbloemen
(1853)–Nicolaas Beets– Auteursrechtvrij
[pagina 134]
| |
[pagina 135]
| |
Laat op dit voorhoofd, rein en schoon,
De flikkring van den dichtgeest stralen,
Op 't fijn albast der maagdenkoon
't Verhoogde blosjen dwalen!
Laat, laat een vonk van 't heilig vuur,
Dat hart en bloedstroom houdt bewogen,
Ons tegentintlen in 't azuur
Van die zoo zielvolle oogen.
Is poëzy een gaaf van God,
Een godenspijs voor menschenharten,
Een teug van hooger zielsgenot,
Een laafdrank, in hun smarten:
o Pleng dien, pleng dien, stort hem uit,
Laat in ons hart dien nektar glippen,
Op 't klinken van uw zilvren luit,
Op d' adem van uw lippen!
| |
[pagina 136]
| |
Wy zullen, met verrukt gemoed,
Uw Godgewijde tonen vangen,
Wy zullen drijven op dien vloed
Van maagdelijke zangen;
Een bleekte, een blos, een traan vooral,
Een blik zal onze erkentnis toonen,
Maar eerbewijs en lofgeschal
Uw zedigheid niet honen.
Geen weelderige mirtenkrans,
Van dartle rozengeur doortrokken,
Durft naadren tot den kuischen glans
Die afstraalt van uw lokken;
En ook de lauwer wage 't nooit
Zich tot een kroon voor 't hoofd te strengelen,
Dat met een schoonheid is getooid,
Verwant aan die der engelen.
| |
[pagina 137]
| |
Ook zien we een trek op dat gelaat,
Een glimlach om die lippen spelen,
Die ons bekommerd hart verstaat,
En vruchtloos wil verheelen.
Nog raakt uw voet een nietige aard,
Nog zweeft gy, troostende, in ons midden,
Maar uw verhaaste hemelvaart
Zal niemand lang verbidden.
o Toef, vertoef nog, neem geduld!
De dag van God bestemd zal komen.
Eerst moet wat zulk een hart vervult
Van zulke lippen stroomen.
Doorzuiver onze onreine lucht
Met galmen van verheven zangen....
Klap dan uw vleuglen, neem uw vlucht,
En boet uw heet verlangen.
|
|