Korenbloemen
(1853)–Nicolaas Beets– Auteursrechtvrij
[pagina 131]
| |
[pagina 132]
| |
Kuische Schoonheid,
die haar oog
Vredig opslaat
naar omhoog;
't Effen voorhoofd,
rein en schoon,
Onversierbaar
door een kroon;
Schoonheid met haar kracht en waarde
Niet bekend;
Lelie, zwevende over de aarde,
d' Open kelk naar God gewend.
Goêlijke Eenvoud,
't hart vervuld
Van haar liefde en
rijk geduld;
Liefst de laatste;
liefst geleund
Op een schouder,
die haar steunt;
Door geen vreezen of vermoeden
Ooit ontrust;
Prooi der boozen, vreugd der goeden,
Maar van beiden onbewust.
| |
[pagina 133]
| |
Scheur uw heemlen,
Hemelheer!
Zend beschermen-
de englen neer:
Blinke een straal van
hooger licht
Deze uw schepslen
in 't gezicht;
Gun dat zich de reine blikken
Dezer Trits
In de aanschouwing Gods verkwikken,
Die het deel der reinen is.
|
|