Korenbloemen(1853)–Nicolaas Beets– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 40] [p. 40] Najaarslied. Ik ken geen schooner kleuren Dan die van 't hollandsch bosch, In bruinen najaarsdosch; Ik ken geen zoeter geuren, Dan die uit drooge mosch, Uit geelroode eikenbladeren, En varenkruid dat bloeit, My op het koeltjen naderen, Dat met mijn lokken stoeit. Ik ken geen schooner zangen Dan vink en lijster slaakt, By 't morgenlicht ontwaakt, Voor hen de strikken vangen, Door al wat zingt gewraakt; Den wildzang uit de twijgen Met vochtig rag omstrikt, Dat als de dampen stijgen, Met parels blijft bestikt. [pagina 41] [p. 41] Ik ken geen schooner luchten Dan waar de herfst meê praalt, Als 't zonlicht nederdaalt, En dorpen en gehuchten In goud en kleuren maalt. Dan rijzen blanke rotsen En donkre bergen op, Begroeid met ruige bosschen, Verguld aan rand en top. Dan spelen alle verwen Dooreen met stille pracht, Tot dat ze, schoon en zacht, Versmelten en versterven, En zeggen: ‘Het wordt nacht! Weer is een dag vervlogen, Welhaast een jaargetij: Een jaar gaat voor onze oogen, Gelijk een damp voorby.’ Vorige Volgende