6 September. Op weg naar de nieuwe kerk.
Een blanke Duif, bij 't afgaan van den Stoet,
Streek neder op den Hoorn van Overvloed
In 't beeldwerk van 't Paleis, dat Gij verliet
Ter kerkgang; Koningin! Gij zaagt haar niet;
Maar die haar zagen spelden Vrede, Vreugd,
En Welvaart van 't regeeren uwer Jeugd.
‘En, wat [de Koningin] zeker niet gezien heeft, maar door anderen is opgemerkt [en ook in Dagbladen vermeld] - op hetzelfde oogenblik dat zij haar paleis verliet, daalde er een jong wit duifje neer, dat zich op den hoorn des overvloeds, op de fries van het paleis, neerzette.’
‘de Vreugd ten Top’, door Betsy. bl. 3.