Gedichten. Nog eens winterloof en Dennenaalden(1904)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 207] [p. 207] H.M. Wilhelmina's komst tot den troon. [pagina 209] [p. 209] 31 Augustus 1898. Laat van 't Noorden tot het Zuiden, In het Nederlandsch gebied, Al de klokken vroolijk luiden Als een grootsch, eenstemmig lied! Laat van alle torenspitsen Driekleur en Oranjevlag Alle harten vergewissen Welk een feest men vieren mag! 't Koningskind telt Achttien jaren, 't Koningskind bestijgt haar troon! Juicht haar toe, verheugde scharen, Toe met liefde- en eerbetoon! Schoonheid, Jeugd, Bevalligheden, De Eenvoud van een lief gemoed, Rijke Deugden, reine Zeden Zijn haar lijf- en eerestoet. Zulk een bloed doorstroomt haar aderen Als zich nooit verloochnen laat Bloed van Ridderlijke Vaderen, Vorsten. Helden, groot van daad. In het diepst haars harten leven, Haar ten zegen, ons tot heil, Les en Voorbeeld haar gegeven Door een Moeder, zonder feil. Dat ze u liefheeft zeggen de oogen, Die zij vriendlijk tot u keert; Leed verzachten, tranen drogen Heeft haar jonkheid vroeg geleerd; Alles voor haar Volk te wezen, Beide in voorspoed en in smart, Staat op haar gelaat te lezen Als de wensch van heel haar hart. [pagina 210] [p. 210] Hij, die boven lucht en wolken Troont als aller schepslen Heer, Heer van Vorsten en van Volken, Zie beschermend op haar neêr; Rek haar dagen, spaar haar krachten, Geef haar wijsheid, stijf haar moed, En omring met trouwe wachten Die zoo trouw zal zijn als goed! Vorige Volgende