Gedichten. Nog eens winterloof en Dennenaalden(1904)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 211] [p. 211] 6 September. Inhuldiging. I. Halleluja! Looft den Heer der Heeren, Koning van de Koningen der aard, Wien al 's Werelds volken moeten eeren, Met een hulde Zijner waard! Halleluja! Paart u, stem en snaren! Dankbre harten, stemt den jubeltoon! Die gij liefhadt van haar vroegste jaren, 't Koningskind komt tot haar Vaders troon! Koningin in 's Hemels gunst geboren, Met het oog ten Hemel opgevoed, Heil U op den zetel U beschoren, Door uw Volk gezegend en begroet! Eerbied, eerbied trilt door hart en âren, Bij den groet der liefde U aangeboôn: Eerbied voor uw jeugd en jonge jaren, Eerbied voor uw vroege koningskroon; Eerbied voor uw deugd en reine zeden, Eerbied voor den koninklijken moed, Waar Gij 't zorglijk pad meê op wilt treden, Aan de hand van God, die U behoed'! II. O Hemelkoning hooggeloofd! Aanschouw, aanschouw dit jeugdig hoofd, Bestemd een aardsche kroon te dragen! Beschijn dit vriendlijk aangezicht Met heldre stralen van het licht Van uw genadig welbehagen! Beschaam niet die uw hulp verwacht; Beziel haar, sterk haar, leid haar zacht; Bestuur haar eerste en al haar schreden; Het beeld haars Vaders zweef haar voor; En, groote liefde Gods! verhoor Een vorstlijk Moederhart, haar volgend met gebeden! Vorige Volgende