Gedichten. Nog eens winterloof en Dennenaalden(1904)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 174] [p. 174] Kom. Mijn uit Java overkomenden Zoon te gemoet gezongen. Kom, Vader, tot uw Zoon, kom, Zoon, tot uwen Vader; En, vaartuig dat hem voert die van verlangen brandt, Klief d' Indisch' Oceaan, dring de Engte door, en nader Van dag tot dag 't Europisch strand! Kom tot den hoog bejaarde, eer 't uit zij met een leven, Dat de Almacht ophoudt in de borst, die naar u smacht! Kom tot dat eenig Kind, voor u een kind gebleven, En vindt het in zijn jonglingskracht. Kom, zie de Vrienden weer van eigen jonglingsjaren, Al mannen nu van rang en aanzien, kracht en deugd! Een drietal trof de dood, maar die zijn schicht bleef sparen, Zien naar u uit met dubble vreugd. Kom tot uw Vaderland! Gij miste in 't schittrend Oosten 't Aandoenlijk schoon van 't Hollandsch landschap steeds met leed; 't Verlangt u, voor 't ontbeerd, door 't volst genot te troosten, En wacht u in zijn zomerkleed. 25 April 1896. Vorige Volgende