Gedichten. Nog eens winterloof en Dennenaalden(1904)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 173] [p. 173] Johannes Petrus Hasebroek overl. 29 Maart 1896. Gij ‘bleeft nog wat’, nog jaren lang,Ga naar voetnoot1) Maar kondt niet àltijd blijven; Geen vriendenwensch, geen dichterzang Kan tegen 't lot beklijven. Uw kwaal nam toe, uw kracht nam af Een reeks van bange dagen Gesleten met den voet in 't graf, En - de ure was geslagen. Eén snik - en, wat geen tijd vermocht, Geen zestig jaren konden, Wat ons zoo innig had verknocht Was door den dood ontbonden. Nu is er scheiding in ons lot, En staat, en zielservaren: Aan u, de heerlijkheid bij God, Aan mij, u na te staren. Godlof! Dit kan ik, zonder pijn, En voel mij kracht verleenen. Hartstochtelijk mag de smart niet zijn Van grijsaards die beweenen; Hun tijd is kort, hun troost is groot: Eén forsche greep, éen zachte stoot, Een kús van d'Engel van den dood, Mijn Jonathan, kan ons hereenen. voetnoot1) ‘Och, blijf nog wat!’ had ik hem in 1883 toegezongen. Vorige Volgende