Gedichten. Deel 2(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Strijdlust. Ach, al wat klauwen heeft, of nebben, of geweren, 't Zij kemphaan, duif, hond, kat, stier, mensch, of hoe het heet, Zoo daar een voorwerp is, dat twee gelijk begeeren, Al 't bloed wordt aanstonds gal, en 't strijkperk is gereed. Vergroot een regendrop bij 't schelle gaslichtblaken, En zie wat oorlogsveld hij u te aanschouwen schonk, Hoe 't al ten strijde trekt met opgesperde kaken, Met angels in den staart en felle wederhaken, Gespitste lansen en geschubden wapenpronk; En dan, verbaas u niet dat ge u zoo boos kunt maken, Daar ge enkel woede zwelgt met ieder waterdronk. Vorige Volgende