Gedichten. Deel 2(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Reciteeren. Laat schoone verzen glad van effen lippen vloeien, Maar gil, noch galm, noch kwaak, noch bulder woest en luid; Weerhoud uw arm en hand van haamren, zwaaien, roeien; De molenwiekerij drukt geen verrukking uit. Des dichters hartstocht stijge als opgezette baren, Hij zij een storm, een stroom, die alles met zich voert: Gij, blijf uw kalmte, uw kracht, uw meesterschap bewaren, En daar ge een ander schokt, schijn zelf niet eens ontroerd. Vorige Volgende