Gedichten. Deel 2(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 234] [p. 234] De gestorvene. Matth. xxvii. Mark. xvi. Luk. xxiii Joh. xix. Ja, Jezus stierf; het leed is uitgeleden, Waar 't weeke hart van beeft; Het werk voleind, waarvoor Hij heeft geleefd, De strijd volstreden. Hij stierf, zijn hoofd hangt op zijn borst gezonken, Gansch slap en machteloos; De bittre schaal des lijdens en des doods Is uitgedronken. Hij stierf, en schoon zijn zijde wordt doorstoken Met de ijzren punt der lans, Hem wordt (zoo houdt de profetie haar glans,) Geen been gebroken. Hij stierf; Hij is voor ons, voor ons gestorven; Ons bracht Hij 't leven aan; Hij heeft voor ons de schuld bij God voldaan, En zoen verworven. Hij stierf. Mijn ziel! Gij hebt zooveel misdreven, Gij hebt den dood verdiend; Geloof in Hem. in uw gestorven Vriend, Zoo zult gij leven. B. Vorige Volgende