Gedichten. Deel 2(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Maria en Martha. Luk. X. v. 38-42. I. Ook vrienden heeft de Heer gehad, Bij wie Hij gaarne nederzat; Niet om te deelen in een disch, Die kostbrer dan zijn maaltijd is, Maar uit te deelen van de spijs Van zijn verheven onderwijs. Maar 't liefst is Hem de welkomstkus In 't huisgezin van Lazarus, Waar ootmoed, liefde en hartlijkheid Hem met het zoetst onthaal verbeidt; Waar steeds een vrome vrouw verlangt Naar 't woord, dat ze uit zijn mond ontvangt. Ook ditmaal treedt Hij zeegnend in Bij 't klein en vriendlijk huisgezin; [pagina 209] [p. 209] Ook nu weer leert Hij aan den disch Van Zonden en Vergiffenis; En wijst hun, na dit aardsch bestaan, De zaligheid des hemels aan. Zoo lieflijk stroomt het heilgeluid Van 's Heilands zoete reden uit, Dat wie de dierbre klanken vangt, Onslaakbaar aan zijn lippen hangt, En in zijn innigst harte prent, Wat hij voor wijsheid Gods erkent. Aldus de jongste van 't gezin. Zij houdt haar adem angstig in, Hangt aan 't geluid van Jezus stem, En wendt niet éénmaal 't oog van Hem; En zwelgt met ooren en gemoed De stroomen van den levensvloed. Der oudste hartlijkheid was groot; Zij ging en kwam, en diende en bood. Bemerkt de Heer haar ijver niet? ‘Hoe?’ vraagt ze in 't eind met klein verdriet: ‘Behaagt mijn zuster u te meer, Wijl zij me alleen laat dienen, Heer?’ De Heer, die in haar boezem leest, Zegt: ‘Dochter! wat verstoort ge uw geest Door onrust en zorgvuldigheên? Één ding is noodig, Martha! één. Dat heeft Maria uitverkoren, Dat gaat in dood noch graf verloren.’ II. Één ding is noodig. Broedren! Ziet, Zoo verontrust ge uw ziel om niet, Indien gij leeft in staag gezwoeg, Tot 's avonds laat, van 's morgens vroeg; En zeldzaam slechts, of nooit misschien, Naar 't ééne noodige om kunt zien. Één ding is noodig. Denkt het in! Geen zorg voor nooddruft of gewin Vertraagt den zeekren dag uws doods, Of stelt hem uit. Hij komt altoos. Wat waar 't, werdt ge eens naar 't graf gebracht, Voor ge aan dat eene hadt gedacht? [pagina 210] [p. 210] Één ding is noodig. Valt dan neer, Knielt aan de voeten van den Heer, En laaft u aan zijn liefdeleer, Gelijk Maria deed weleer! Prent in uw harte zijn gebod; Bekeert geheel uw ziel tot God, En neemt Gods Zoon als Heiland aan; - Zoo zult ook gij ten hemel gaan. Vorige Volgende