Gedichten. Deel 2(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Jezus spijst de duizenden. Mark. VI v. 37-44. Wel is de Zoon van God op aard Aanbidding waard! Den grooten Meester en den Heer Zij lof en eer! Die, daar Hij alle dingen weet, Ook zelfs de kleinste niet vergeet. Toont Hij in 't groote godeskracht, Lof zij zijn macht! En ziet Hij ook op 't kleine neer, Dank zij dien Heer! De wondren, die de Heiland doet, Zijn almachtglans en liefdegloed. Door groote scharen is zijn woord Weer aangehoord; De hemelspijs, die op hen viel, Verkwikt hun ziel; Maar, als nu de avond nederdaalt, Zie! 't needrig brood der aarde faalt. Gewis vergat, bij 's Heeren taal, Hun honger 't maal; Maar die hun 't hemelsch manna bood, Heeft alle brood. [pagina 197] [p. 197] Zit neer, gij scharen! en verwacht Een nieuw bewijs van liefde en macht. Een vijftal brooden voeden zal 't Vijfduizendtal; Want die het zegent, is de man Die zeegnen kan. Gij, zijn Disciplen! breekt en biedt! Uw schaamle voorraad mindert niet. Wat zeg ik, mindren? Komt en ziet Wat overschiet! Vult elk een spijskorf met dien schat; Hij eischt ook dat. Want schept Hij godlijk, deelt Hij mild: Niets dient verwaarloosd of verspild! Vorige Volgende