Gedichten. Deel 2(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende De tempelreiniging. Joh. II. v. 13-17. Ontsteekt ook soms de liefde in toren? O! Wat ook Ware liefde doet, En wat gij uit haar mond moogt hooren, Zij meent het goed. Zie Jezus tempelwaarts getogen; Een eedle gramschap geeft hem spoed, En heilige ijver aan zijn oogen Een dubblen gloed. Hij houdt, met forsche hand geheven Een geesel van gestrengeld touw, En komt den Tempel binnenstreven, Zijn plicht getrouw. Hij immers komt het kwaad bestrijden, Waar 't aan zijn oogen zich vertoont; En zouden wie Gods huis ontwijden Dan zijn verschoond. Zie, in den heilgen Voorhof brengen De wislaars hun onheilgen stoel, Wijl rund en schaap hun stemmen mengen Aan 't drok gewoel. Zie, in den Voorhof wordt vergeten Dat hier Gods altaar prijken mag, Men durft zich woekerwinst vermeten, En vuil bejag. Maar Jezus voelt zijn toorn ontwaken, Verteerd door d' ijver voor Gods Huis, En doet den boozen handel staken En 't woest gedruisch. O Laat ons 't Heilge nooit ontwijden, Door wat der wereld toebehoort, Maar alles in ons hart bestrijden, Wat d'eerbied stoort! [pagina 185] [p. 185] Laat, als wij voor Gods oog verschijnen, Het aardsch belang en 't aardsch gedruisch Voor 't heiligend gevoel verdwijnen: Hier is Gods Huis. Vorige Volgende