Gedichten. Deel 2(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Bloemendaal. De Bloemendaalsche vrijer spreekt: Een aardig dorp is Bloemendaal. En 't heeft een spitsen toren; Daar laat zich 't eerst de nachtegaal, Het langst de lijster hooren. Zoo menig jonkman komt uit stad Om daar door 't bosch te wandelen, En, met een juffertje op het pad, Van liefde en trouw te handelen. Indien het haantje van de kerk Zijn oog door 't bosch kon boren, En zeggen ons, bij wonderwerk, Al wat hem kwam tevoren; Ik klom voorzeker op bij 't dier, Hoe hoog het zij gezeten, En zei: Waaksch haantje! hoor reis hier, Ik wou graag alles weten. Van al de haantjes hier omtrent Moet gij me eens iets verhalen, Van ieder hennetje, u bekend, Dat gij door 't bosch ziet dwalen! Maar mooglijk dat het zeggen zou: ‘Ik ben een ernstig haantje, Een monnikje op het kerkgebouw, Ik kijk naar lief noch laantje.’ Dan was mijn antwoord: Haantjelief, Blijf dan maar rustig draaien, Zoo zulje ook van mijn hartedief Noch van uw dienaar kraaien. En als ik soms een zoentje steel, In schaduw van de boomen, Zoo weet ik zeker, voor mijn deel, Dat dat niet uit zal komen. Vorige Volgende