Gedichten. Deel 2
(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekendDe Leidsche burcht.
| |
[pagina 70]
| |
Zag soms des Slotvoogds wakker oog
Met schrik op Rijnlands weiden:
Sinds zaagt gij menig rond gezicht
Op Hooglands hooge kerk gericht,
En 't kunstenkweekend Leiden.
Stijg, oude Burchtgeest, uit uw put!
Kom uw gelaat vertoonen!
Put, die het Wassenaars-geslacht,
Eeuw uit, eeuw in, naar Katwijk bracht
Om d'afslag bij te wonen.Ga naar voetnoot1)
Wat ziet gij van uw hooge tin?
Wat ziet gij van uw transen?
Een heir van Zonen van Minerf
Zich zeetlen op uw wettig erf,
Een heir van bekers glansen.
Een dronk voor U; een dronk voor U!
Beschermgeest van den Toren!
Wij allen zagen aan zijn voet,
Weerkaatsende in der blikken gloed,
Zoo vaak de feesttoorts gloren.
Wij allen dronken vreugde en wijn,
In schaduw van zijn wallen;
En luider dan de wapenkreet,
Die u Graaf Willem hooren deed,
Mocht onze feestkreet schallen!
Zie neer! van Kenmerland en Rijn,
Uit Zeeland, Friesland, Gelder,
Verjongt uw aanblik heel dees rij,
Die u begroet met Malvezij
Uit KramersGa naar voetnoot2) ouden kelder!
Voorzeker, menig mop bezweek,
Die eer uw bogen welfde,
Uw breede trappen zijn gesloopt....Ga naar voetnoot3)
Maar wat vergaan mag of verloopt,
Die kelder blijft dezelfde.
Zoo de ouderdom u knorrig maakt,
Zoodat de drukte u hindert;
| |
[pagina 71]
| |
Wie onzer zich student gevoelt,
Is 't hart nog even onverkoeld,
De feestzin onverminderd.
En dus, van 't vol studentenhart
Klinke u dees kreet in de ooren:
Uw trotsche burcht prijk jaar en dag
Met Pallas vaan en Bacchus vlag,
Beschermgeest van den Toren!
|
|