Gedichten. Deel 2(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Het beeld des doods. Men geeft den Dood een zeis. Behoeft hij dan, Om ons te vellen, zoo geducht een wapen? 't Geringste is hem genoegzaam. Immers kan Hij heimlijk ons besluipen, daar wij slapen. En waken we ook - ga, breng den sterksten man, Den stevigste uit de keur der legerknapen, Den Hercules, den Rappo in 't gezicht Des Doods, en zie hoe ras hij onderligt. Een bloedaâr springt; een zenuw voelt zich schokken; Een vliesje wordt te heftig aangedaan; Het hart één stonde onmatig saamgetrokken, Om in 't vervolg voor eeuwig stil te staan; Één droppel gift doet heel den bloedstroom stokken; Eén tochtje doet de longen doodlijk aan.... En dus, mijn vriend! Stel order op uw zaken, En stel niet uit uw testament te maken. Vorige Volgende