Gedichten. Deel 3(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Kinderklacht. Hoe ben ik toch op mijn vermaak En spel zoo nauw gezet, Maar achtloos in de beste zaak En traag in mijn gebed? Wat baat mij, loshoofd die ik ben, Den wil van God te zien, Als ik hem daaglijks beter ken, En daaglijks slechter dien? Ach, veel te weinig is mijn hart Van u, o God! vervuld; Vergeef mij wat mij dikwijls smart, O God! vergeef mijn schuld! Doordring mij van uw Geest en Woord, En schenk me in 't bidden lust! [pagina 296] [p. 296] Dat gij 't gebed eens kinds verhoort, Daar ben ik op gerust. Vorige Volgende