Gedichten. Deel 3(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Tegen ledigheid en moedwil. Het werkzaam bijtje weet heel goed Elk zonnig uurtjen uit te koopen, En zamelt was en honigzoet Uit wat voor bloempje zich maar open'. Met oordeel vormt het cel bij cel, En bouwt ze aaneen op nette wijze, En rust niet voor zij allen wel Voorzien zijn van de winterspijze. Aan deeglijke' arbeid, naar mijn staat, Verlang ook ik mijn tijd te schenken; Steeds weet de Booze kwaad op kwaad Voor leêge handen te bedenken. 'k Wil tusschen nuttige oefening En sterkend spel mijn jeugd verdeelen Verveling is een leelijk ding, En kan slechts leed en wroeging telen. Vorige Volgende