Gedichten. Deel 3
(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend
[pagina 290]
| |
Hoe lief een beeld stelt ons zijn jeugd
Voor oogen in de Heilge Blâren!
Gods Huis, Gods Woord - ziedaar zijn vreugd
En lust, op twalef jaren.
Uit blijde kindermonden steeg
't Hozanna, dat den Christus loofde,
Waar Schriftgeleerde en Priester zweeg,
Of hem zijn eer ontroofde.
Als Samuel gespeend werd, bracht
Zijn moeder Hem in 't Huis des Heeren;
Timotheüs had vroeg getracht
De Heilge Schrift te leeren.
Waarom dan uitgesteld door mij,
Wat dezen zoo vroegtijdig deden?
Daar ga niet weer een dag voorbij
Of 'k ben hen nagetreden!
|
|