Gedichten. Deel 3(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 285] [p. 285] Dank voor het Evangelie. O God! ik maak uw goedheid groot, En wil hier van geen toeval hooren, Dat ik uit Christlijke ouders sproot, Geen Jood of Heiden ben geboren. Wat ware 't Isrels Vorsten, wat Niet waard geweest aan zijn Profeten, Indien hun oor vernomen had Wat Jezus Christus mij doet weten! Hoe blij zou menig Heiden zijn, Nu de afgoôn dienende en verwilderd, Kon hij mijn Bijbel lezen, mijn Verlosser zien voor 't oog geschilderd. Zend ik dien Heiland dan voorbij, Wil ik voor Hem mijn hart niet buigen, Hoe vreeslijk zullen tegen mij De Heiden en de Jood getuigen. Vorige Volgende