Gedichten. Deel 3(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 281] [p. 281] Kinderzangen naar Isaac Watts. De lof van God. Hoe heerlijk is de Heer der Heeren, In 't groot en glansrijk hemelhof! En durft een nietig kind hem eeren, De stem verheffen tot Zijn lof? Geen mensch op aarde kan verhalen De grootheid van zijn majesteit; Geen heilige in des hemels zalen Zijn macht en goedertierenheid, Geen engel kan zijn raad doorgronden; Maar al de duizende englen gaan Met vreugd waar God hen heeft gezonden, En heffen dankbaar 't loflied aan. 'k Wil met hun lof mijn tonen mengen; De goede God versmaadt toch niet Het offer, dat mijn jeugd kan brengen In haar gebrekkig kinderlied. Zoo maar het hart mij heeft gedrongen Tot wat de mond heeft voortgebracht, Dan heb ik mooi genoeg gezongen, Hoe zwak van stem, hoe min van kracht. Vorige Volgende