Gedichten. Deel 3(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Gratiosa. Ja enkel poëzij zijt gij, Ja enkel schoonheid, leven, jeugd; De liefde klapwiekt u op zij, En aan uw voetstap kleeft de vreugd; Elk der Bevalligheden Komt met u opgetreden! Daar schittert in uw oog een vonk, En op uw voorhoofd glanst een gloor, Als in de onsterflijke oogen blonk Der maagden van het hemelsch koor Die in de zangen leven, Op Chios aangeheven. [pagina 241] [p. 241] Maar 't lachje, dat de rust verkondt, Den vrede van een rein gemoed, Zweeft om uw rozerooden mond.... Ontsluit hem! Laat uit d' overvloed Van 't hart die lippen spreken, Haar taal als honig leken! Vorige Volgende