Gedichten. Deel 3(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 236] [p. 236] De verminkten. (Slot Werningerode.) Zij waren beiden frisch en sterk En in den bloei van 't leven, Maar onvermogend tot het werk, Weleer door hen gedreven. Zij waren, op een oud kasteel, Een soort van ‘extra booien’, Vertoonden 't ons van deel tot deel, En leefden er van fooien; Gelukkig, dat zoo groot een vorstGa naar voetnoot1) Zich hunner aan wou trekken, En dat de penning op hun borst Hun hartzeer mocht bedekken! De een miste een arm, en de ander had Het lood nog in de beenen; De fraaie vruchten waren dat Van d'oorlog met de Denen. voetnoot1) De Graaf van Werningerode-Stolberg. Vorige Volgende