Gedichten. Deel 3(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Jubelfeest van den slag van Waterloo. 18 Juni 1865. Hef, Hollandsch Volk, het feestlied aan! De dag is weergekomen, Die bij de Nederlandsche vaan Het vruchtbaarst bloed zag stroomen; De dag, de dag, de groote dag, Wiens ochtend droef en somber zag, Wiens avondzon, bij 't dalen, Blonk van de schoonste stralen. [pagina 229] [p. 229] Steek vlaggen uit van top en trans, Om 't heuglijk feest te melden! Versier ze met een blijden krans Van bloemen onzer velden! De oranjestrik steke af op 't groen En vorme een vaderlandsch festoen, Waar vijftigjarige eiken Hun deugdzaam loof toe reiken! Één juichtoon klink van noord tot zuid, Van oost- tot westerstranden, En lokke een blijden weergalm uit Bij de omgelegen landen; Neen! meng zich in 't eenparig lied, Dat Belg en Brit en Muscoviet En alle Duitsche volken Doen rijzen tot de wolken! Één danktoon stijg tot God omhoog En prijs den Heer der Heeren, Bij welk altaar men knielen moog, Of op wat wijs hem eeren; Een toon, waarin wat anders scheidt, Zich oplost in de eenstemmigheid Van die met ziel en zinnen God en de Vrijheid minnen! Een danktoon uit paleis en stulp Die uitroept allerwege: ‘Van u, o God! kwam ons de hulp, Van u-alleen de zege. Van u de moed, van u de kracht, Die 't bloedig oorlogswerk volbracht; En, na de krijgsgeruchten, De vrede met zijn vruchten!’ Wat breede schaar, wat achtbre stoet, Met zilverwitte lokken, Komt, fier van blik, schoon stram van voet, Naar Leidens vest getrokken? Ontbloot den schedel, jong geslacht! 't Is de eer van Neerlands legermacht, Het overschot der helden Der Waterloosche velden. Daar gaan zij, vaderlandsche jeugd! Die Hollands tuin verweerden, De vrijheid redd'en door hun deugd, De dwinglandij verneerden. [pagina 230] [p. 230] Uw eerbetooning doet hun goed, Daar zij in hen 't vertrouwen voedt, Dat, keerden de oude dagen, Gij 't jonge bloed zoudt wagen. Een traan rolt langs hun knevelbaard, Een hulde aan die ontbreken, Die, sluimrende in den schoot der aard, Ook door hun afzijn spreken! Gij meest, wien 't Delftsche graf besluit, Wiens naam blijft klinken verre en luid, En in het hart zal leven Van onze jongste neven! Zoon van dien Dappren! Vorst van 't land, In deze vrede-tijden! Stelde u de nood het zwaard ter hand, Om voor ons erf te strijden: Wij weten 't, Koning! door wat moed, Ook gij 't onschatbaar heldenbloed Van Nassaus eêlste zonen U waardig zoudt betoonen. Maar God geeft vrede. O Moog zijn hand Ons lang die weldaad kweeken, En een eendrachtig Vaderland Geen dankbaarheid ontbreken! De Vrede, nooit te duur gekocht Voor 't kostlijkst bloed, dat hem bevocht, Is nooit te hoog te schatten Door die zijn heil bevatten. Vorige Volgende