Gedichten. Deel 3(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Aan den hoogleeraar G.J. Mulder, In dank voor de vriendelijke toezending van zijn ‘Studium Generale.’ Est - commune vinculum. Den Man, wiens wetenschap niet ligt in 't stof begraven, Maar die haar, rijp en rijk, en rein van haatlijk rag, Het leven in doet treên om, op den klaren dag, Met zegenende hand haar godlijk' aard te staven; Den man, die 't gouden snoer, dat kennissen en kunst Vereenigt, kent en eert, wat woestaardij 't verhaven', En, tegen 't drilwerk, pleit voor 't echte geestbeschaven; Bied ik mijn warmen dank, hoovaardig op zijn gunst. Vorige Volgende