Gedichten. Deel 3(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende In eenzaamheid. In eenzaamheid, gedenk ik aan mijn Vader, Mijns Vaders eenzaamheid, Sinds Moeder is ter rust geleid, En hem een dienstmaagd blijft, en niemand nader. Veel kindren heeft hij, maar die op hun beurt Reeds vaders zijn en moeders. Nog eens vereenen zich de broeders En zusters om die doodbaar, zoo betreurd. Dan gaan ze uit een. Elk vindt zijn lieve kleenen Verbaasd van 't rouwgewaad; Terstond verheldert hun gelaat; Reeds boort de glimlach door de tranen henen. [pagina 148] [p. 148] Maar Vader blijft en treurt alleen. Helaas! Kan hij zijn oog gelooven? Daar staat haar stoel terzij geschoven... Hoe ledig is heel 't huis door ééne leege plaats! Ach Vader! wat kan kindermin hier baten? Neen! Zoek bij God uw troost! De Hemelvader heeft geen kroost Dan dat Hem nooit verlaat, en nimmer wordt verlaten. Vorige Volgende