Gedichten. Deel 3(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende De kleingeblevenen. (Naar Rückert.) De wichtjes worden daaglijks ouder, De lieve kleintjes zachtkens groot; Zij glippen Vader van den schouder En springen uit hun Moeders schoot. Maar gij, die, in uw eerste dagen, Mijn Vader mij terug kwam vragen, Blijft die gij waart en groeit niet meer: 'k Mag nog u in mijn armen dragen; En Moeder wiegt met welbehagen U in haar schoot, gelijk weleer. Vorige Volgende