Gedichten. Deel 3(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Aan mijn vader. Die 's Heeren zegen heeft In lief en leed ervaren, Een leeftijd heeft doorleefd Van tienmaal zeven jaren, Die dankbaar neer mag zien Op kindren en kinds-kindren, Deed God ook hun getal vermindren, Gelukkig prijst men dien. Gelukkig prijst men 't hoofd, Gekroond met grijze lokken, Van denkkracht onverdoofd, Nog kloek en onverschrokken, Nog moedig opgericht, Door tijd noch last gebogen! Gelukkig de onbenevelde oogen En 't onverbleekt gezicht. [pagina 33] [p. 33] Gelukkig prijst men d' arm, Nog krachtig om te schragen, Het hart nog even warm Als in zijn beste dagen, En dat zoo teeder slaat Als immer voor die gade, Die Gods geprezene genade Het nog behouden laat. o Dat ze, aan gunsten rijk, U dit geluk bestendig', Totdat zich eindelijk Uw schoone loop volendig', Mijn Vader! en uw kroost, Na 't lang gezegend leven, U welgemoed den geest zie geven, Gelukkig door eens christens troost. Vorige Volgende