| |
Bruidsbezoek in de pastorie
te Heemstede.
Kwaamt ge in onze dreven,
Knopt aan 't jong plantsoen,
't Volle hart verkwikken?
Vriendlijk wil beschikken?
Waar haar voet zich keere;
Dienstknecht van den Heere?
| |
| |
Klink, mijn citer! klink!
Rijs, mijn zangtoon! dring
Luid door bosch en hoven!
Moet dees feestdag loven,
Schoon geen lippen spraken,
Voor haar heil doet blaken?
Keert het weer met vreden.
| |
| |
En, bij 't vriendlijk licht
Vrees kent noch bezwaren.
Van de schoonste stralen;
De echtband, dien gij knoopt,
|
|