volmaakt overeenkomt met Lord Byrons hem bekend proza-verslag zijner echtvereeniging in zijne Memoranda. Hij was des morgens opgestaan onder de zwaarmoedigste gedachten, door het gezicht van zijn gereedliggend bruigomskleed opgewekt. Hij had den geheelen morgen buiten gedwaald, totdat hij tot de plechtigheid werd geroepen, en hij, voor 't eerst op dien dag, zijn bruid en hare familie onder de oogen kwam. Hij knielde; hij zei de vereischte kerkelijke antwoorden na; maar daar was een floers voor zijne oogen, - zijne gedachten waren elders; en hij kwam slechts door de begroetingen en gelukwenschen der omstanders tot zichzelven, om te zien dat hij - gehuwd was.
‘Het is,’ zegt Jeffrey van dit dichtstuk: ‘Het is onmogelijk hier aan versierde smarten te denken, met het doel om poëtisch effect te maken, bijeengebracht.
Mijne vertaling is, gelijk het oorspronkelijke, in blanke vijfvoetige jamben. Ik had begonnen haar in rijmende alexandrijnen te schrijven, maar bemerkte spoedig dat zij zoodoende veel te pompeus en heel wat anders werd. Men oordeele:
Tweevoud is 't leven, en de slaap heeft ook zijn wereld,
Als, in dien tusschenstaat van wat men Leven hiet
En Dood, eens menschen ziel in halfbedwelming dwerrelt; -
Zijne is die tusschenstaat, en zijne een wijd gebied
Van wilde wanorde en bestaanbaarheid; en droomen
In hunne ontwikk'ling hebben leven, leed en smart,
En boezemfoltering en angst en tranenstroomen,
En weelde en wellust ook, met balsem voor het hart.
Zij nemen van 't gemoed een wicht af, zoo zij 't streelen,
Maar laten ons, ontwaakt, een wicht op 't mijm'rend hoofd
En op de ziel, die zij verlieten; zij verdeelen
Ons aanzijn; niet tevreên ons tijd en rust te ontstelen,
Wordt van ons-zelf door hen ons ook een deel ontroofd.
Zij schijnen voorboôn van een tweede zijn; zij zweven
Voorbij als schimmen van 't verleden; fluistren ons
Iets van de toekomst als sibyllen toe; en geven
Vrijmachtig in hun wil, genot of leed op 't dons.