Gedichten. Deel 1(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Gij, weenen bij mijn graf? (1809.) Gij, weenen bij mijn graf? Vriendin, Herhaal die woorden voor mijn ooren! Doch zoo ze u aandoen, houd hen in! Ik mag uws boezems rust niet storen. Mijn hart bezwijkt, mijn hoop is heen, En 't bloed kruipt ijskoud door mijn aderen; En als ik sterve, gij alleen Zult met een zucht mijn rustplaats naderen. Mij dunkt, een flikkering van troost Schijnt door mijn neevlen heen te breken; Het leed mijns harten wordt verpoosd, Wanneer ik op uw deernis reken. Gezegend vocht, door u geschreid Om wie sinds jaren niet meer weende! Die dauw heeft dubble dierbaarheid Voor hem, wien 't leed sinds lang versteende. [pagina 142] [p. 142] O teedre vrouw! mijn hart was teer En zacht als 't uwe, in vroeger dagen; Nu treft de schoonheidzelf 't niet meer; 't Gevoelt alleen zijn jamm'ren knagen. Gij weenen bij mijn graf? Vriendin, Herhaal die woorden voor mijn ooren! Doch zoo ze u aandoen, houd hen in! Ik mag uws boezems rust niet storen. Vorige Volgende