Gedichten. Deel 1(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Sauls lied voor zijn laatsten strijd. Krijgren en hoofdliên! zoo slagzwaard of speer Mij treffe aan de spitse des heirs van den Heer, Spaart ook mijn lijk niet op 't bloedige pad, Maar begraaft uw geweer in de boezems van Gath. Gij, die mijn beuklaar mij nadraagt en boog, Vluchten de mannen van Saul voor uw oog, Leg me in dien stond aan uw voet met uw zwaard; Mij treffe 't lot, dat hun blooheid vervaart. Andren, vaartwel nu! Maar niets dat ons scheidt, Zoon van mijn hart, wien mijn schepter verbeidt! Rijk is de haarband en grensloos de macht, Of vorstlijk de dood, die op heden ons wacht. Vorige Volgende