Gedichten. Deel 1(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Ween over 't volk. Ween over 't volk, dat weende aan Babels stroom; Hun heiligdom is woest, hun land een droom; Geen harplied zelfs beklaagt hun treurig lot; Godloosheid troont ter woonplaats van hun God. Waar wascht gij ooit de voeten, wreed verscheurd? Wanneer zal 't lied weer zoet zijn in uw ooren, En Sions harp, met vrije hand gebeurd, Het harte weer doen hupplen als te voren? Waar zwerft gij heen in uwes aanschijns zweet? Hoe zult gij ooit ontkomen aan uw leed? De tortel heeft haar nest. zijn hol de vos. Elk volk zijn land - een graf het Isrel Gods! Vorige Volgende