Gedichten. Deel 4
(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekendXV.aant.O Stad, waar Willebrord het Kruis
Geplant heeft, en den Heer een Huis
Mocht bouwen onder Wilt en Friezen,
Van waar het eerst de fakkel scheen,
Die lichten zou door de eeuwen heen,
En nooit voor u haar glans verliezen!
O Stad, waar Nassau's wijze hand
De Pijlen saamsnoerde in een band
En in den klauw des Leeuws bestelde!
Doe, doe uw oude leus gestand:
Dat steeds uw kroon en dierbaarst pand,
Uw Hoogeschool, u alles gelde!
O Stad, door Vecht en Rijn besproeid,
Wier helder nat door 't lustoord vloeit,
Aan rozen rijk en korenaren!
| |
[pagina 278]
| |
Geen bloem of vrucht draagt hooger lof,
Dan die gekweekt wordt in den hof,
Die u bedekt met lauwerblaren.
O Stad, zoo trouw door haar bemind!
Omhels, omhels uw voedsterkind;
Eén wensch, één hoop beziele u beiden!
Vernieuw, vernieuw uw schoon verbond,
En dan, herhaal met blijden mond
Dat plechtig woord: ‘wie zal ons scheiden?’
|
|