Gedichten. Deel 4
(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekendII. Aan een materialist.Hoe hooger ik uw gaven eer,
Te dieper moet ik mij bedroeven,
Zoo groot een geest te hooren snoeven
Dat hij een lichaam is, niets meer.
| |
III. Jeunesse dorée.Verachtelijke zwerm van knapen, los van zeden,
Verkwisters van uw jeugd, haar kracht, haar geest, haar gloed,
Die 't leven wegsmijt voor doemwaarde nietigheden,
Geeft mij uw twinttg jaar, zoo gij er niets meê doet!
| |
IV. Verdraagzaamst.Wie moet verdraagzaamst zijn? Wie is het duurst verplicht?
Die 't klaarziendst oog bezit, bij 't ruimste vergezicht.
| |
[pagina 175]
| |
V. Verleiding.Heeft u de duivel, vriend! of hebt gij hem verleid,
Zijn list uitlokkende door goê gelegenheid?
| |
VI. ‘Ten eerste zuiver!’Hoe neemt gij 't? Rein van hart, of zuiver in de leer?
Veel is de waarheid waard; maar waar te zijn nog meer.
| |
VII. Ontziet elkaar.Ontziet elkaar, gij strijdende partijen!
Bewijst elkander schuldige eer!
De waarheid zal er niets bij lijen,
En gij betracht een deugd te meer.
|
|