Gedichten. Deel 4(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Al te fel. ‘Dat gij mij liefhebt, weet ik niet, En wil er niets van weten; Zoo gij 't mij toezingt in een lied: Ik zal dat lied vergeten. Zoo gij mij zendt uw beeltenis: Ik zal dat beeld verscheuren; En zegt men dat dit jammer is: Ik zal het nooit betreuren. Indien ik hoor: hij maakt het hof Aan een der schoonste schoonen: Ik zal uitweiden in haar lof En mij verheugd betoonen. En dreigt gij mij: “Ik ga naar West Of Oost, om nooit te keeren!” Zoo zal ik zeggen: Opperbest! En wel te diverteeren!’ Zoo sprak ze, en dacht ze meende 't wel, Als honderdduizend vrouwen. De minnaar dacht: ‘'t Is al te fel, Ik meen maar vol te houen.’ Vorige Volgende